
De afschaffing van de opkomstplicht voor de gemeenteraads-verkiezingen van 2024 in Vlaanderen zal minder kiezers naar de stemhokjes lokken. In Nederland werd de stemplicht al afgeschaft in 1970. In een vierdelige reeks onderzoekt Guy Delforge de mogelijke gevolgen van het nieuwe decreet Lokaal Bestuur en de lessen die Vlaanderen kan leren uit wat er in die halve eeuw bij onze noorderburen gebeurde.
Net voor de commissie Binnenlands Bestuur van het Vlaams Parlement vergaderde over de afschaffing van de opkomstplicht bij gemeente- en provincieraadsverkiezingen schreven meer dan twintig Vlaamse politicologen een open brief waarin ze de beslissing om de opkomstplicht af te schaffen een historische vergissing noemden. De brief verscheen onder meer in De Standaard op 15 juni 2021.
“We hebben al debatten en hoorzittingen gehad maar wat ons opvalt, is dat we nog geen enkel goed argument hebben gehoord voor het afschaffen van de opkomstplicht. We weten zelfs niet welke effecten men wil bereiken met deze maatregel”, schreven de politicologen.
“Uit een grootschalige studie van de belangrijkste auteur ter zake, de Canadese hoogleraar André Blais, blijkt inderdaad dat de opkomstplicht nog altijd de meest effectieve methode is om te maken dat er meer mensen gaan stemmen.”
“Stemmen is ook de enige manier waarop het overgrote deel van de bevolking actief deelneemt aan de politiek. We weten op basis van onderzoek ook wie er zullen afhaken als de opkomstplicht wordt afgeschaft: de mensen met een lager opleidingsniveau en een minder gunstige socio-economische positie. Dat is exact wat er in Nederland is gebeurd toen de opkomstplicht werd afgeschaft.”
“In onze cursussen Politieke geschiedenis van België hebben we een aantal historische data in het overzicht van de democratisering van ons land. In 1893 werd het algemeen meervoudig stemrecht ingevoerd. In 1918 kregen alle mannen een gelijk stemrecht en sinds 1948 worden de vrouwen in ons land als gelijkwaardige burgers beschouwd."
"Het kiesrecht werd ook uitgebreid door het verlagen van de kiesleeftijd en door het beperkt toelaten van niet-Belgen. Moeten we binnenkort 2021 aan dit lijstje toevoegen, als het jaar waarin beslist werd dat we voortaan niet meer alle stemmen willen horen, en zeker niet langer die van de laagopgeleiden? We hopen en vragen dat zo'n historische vergissing wordt vermeden.”
Structurele ongelijkheden
Een van die politicologen is Karen Celis van de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Ze blijft ook vandaag fors gekant tegen de afschaffing van de opkomstplicht. “Als je een echte democraat bent, dan ga je voor de opkomstplicht. Wat is de basisdefinitie van democratie? Besturen door het volk, voor het volk, in naam van het volk. Het is niet besturen voor dat deel van de bevolking dat de weg vindt naar je politieke instellingen."
"Dus als je een goede afspiegeling wenst van wat het volk wil – zowel naar wie er in je democratische instellingen zit als naar welke thema’s daar behandeld worden – dan verkies je het behoud van de opkomstplicht boven de afschaffing. We weten uit onderzoek dat de opkomst daalt als je ze afschaft, maar dat er meteen ook structurele ongelijkheden ontstaan.”
Uit zowat alle studies blijkt dat de afschaffing van de opkomstplicht ertoe leidt dat bepaalde bevolkingsgroepen – een beetje eenvoudig gezegd de laagste sociale klassen, de minst opgeleide mensen, jongeren en diegenen met de minste politieke vorming – minder of niet meer gaan stemmen.
“Er gaan specifieke groepen minder stemmen en hun belangen gaan minder doorwegen”, zegt Celis. “Dat probleem van ongelijkheid is vandaag al zo groot dat we heel kritisch moeten staan tegenover elke maatregel die ook maar het risico inhoudt op een vergroting van die ongelijkheid. Precies die afspiegeling van de bevolking in het kiezerskorps is voor mij een van de factoren waaraan je de kwaliteit van de democratie kan meten.”
“Het grote argument voor de afschaffing is de grote vrijheid van de burger”, zegt Celis. “Er zijn echter heel interessante theoretische reflecties over wat nu de vrijheid van mensen vergroot."
"De Zuid-Afrikaanse politicoloog Lawrence Hamilton bouwt een betoog op dat stelt dat je vrijheid afhangt van de sterkte van je vertegenwoordiging. Als je tot een groep behoort die om een of andere reden ondervertegenwoordigd is of geminimaliseerd wordt, dan vergroot je vrijheid vooral als je sterke volksvertegenwoordigers hebt die opkomen voor je belangen en die ongelijkheid ongedaan gaan maken. De afschaffing van de opkomstplicht is in die optiek een maatregel die onvrijheid dreigt te vergroten.”
“Vanuit liberaal perspectief moet je stemmen als noodrem, als de macht wordt misbruikt”, zegt politicoloog Hans Vollaard van Universiteit Utrecht. “Bij andere concepten van burgerschap ga je ervan uit dat je met elkaar de gemeente bestuurt. Dus ofwel bestuur je zelf en anders dan kies je je bestuurders. Dat is een politieke discussie: wat vind je een goede burger?"
"Wij geven als onderzoekers wel mee dat er bij stemrecht enkele consequenties zijn, zoals ongelijke representatie. In de Verenigde Staten blijkt uit onderzoek altijd weer dat de keuzes die gemeenteraden maken sterk toegespitst zijn op de mensen die gaan kiezen en minder op de niet-stemmer. Ik snap dus dat de politicologen in Vlaanderen zich roerden.”
Afgehaakt Nederland
Verschillende Nederlandse onderzoeken bevestigen al jaren dat kwetsbare groepen minder gaan stemmen. Uit het Lokaal Kiezersonderzoek 2018 blijkt dat in Nederland de groep lokale niet-stemmers vaker bestaat uit jongeren, mensen die weinig invloed aan de gemeente toekennen en mensen die zich minder verbonden voelen, met name met hun wijk of dorp, gemeente en streek.
In hun Atlas van Afgehaakt Nederland brachten onderzoekers Josse de Voogd en René Cuperus onder meer de politieke participatie in kaart. Zij stelden vast dat bij de twee door hen onderzochte verkiezingsuitslagen (Tweede Kamerverkiezingen van 2017 en de Provinciale Statenverkiezingen van 2019) vooral de samenhang opvalt tussen een lagere opkomst en een minder goed ervaren gezondheid, meer eenzaamheid, minder vrijwilligers, meer arme huishoudens, meer bijstand, meer werkloosheid en meer arbeidsongeschiktheid.
Ook is er een samenhang tussen lagere opkomst en minder vertrouwen in de medemens, een slechtere vermogenspositie, meer obesitas, meer chronisch zieken en meer medicijngebruik.
De lokale niet-stemmer
De Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Hanke Bruins Slot (CDA) vroeg al snel na de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 bijkomend onderzoek naar de redenen voor de lage opkomst.
Naast het Lokaal Kiezersonderzoek (LOKO) kwam er deze keer ook het rapport De lokale niet-stemmer. Daarin geven de onderzoekers informatie uit het Lokaal Kiezersonderzoek van 2022: de gemiddelde niet-stemmer is een vrouw van 46,3 jaar oud, woonachtig in een sterk stedelijke woonplaats, met een bruto maandinkomen van 2.511 euro, een mbo-opleiding (middelbaar beroepsonderwijs), zonder migratieachtergrond. “Toch schetst dit maar een heel beperkt beeld”, zeggen de onderzoekers en ze voegen eraan toe dat uit hun rapport vaak blijkt dat de ene niet-stemmer de andere niet is.
Wat weten we over de Nederlandse niet-kiezer op basis van het ‘Lokaal Kiezersonderzoek 2022’? Houd bij de cijfers in het achterhoofd dat 49,01% niet ging stemmen bij die gemeenteraadsverkiezingen. Bij de 18-24-jarigen ging 65% niet stemmen, in zeer stedelijke gebieden bleef 53% thuis, in niet-stedelijke gebieden 44%. Van de mensen die alleen basisonderwijs genoten, ging 70% niet stemmen. Bij de mensen met een eerste generatie migratieachtergrond bleef 70% thuis, bij de mensen met een tweede generatie migratieachtergrond 60%.
In het onderzoek De lokale niet-stemmer werd ook bekeken of lage opkomst een probleem is. “Een vergelijking van de beleidsvoorkeuren van kiezers en niet-kiezers laat zien dat dit wel het geval is”, zeggen de onderzoekers.
“Mensen die thuisblijven bij de gemeenteraadsverkiezingen hebben op enkele terreinen andere standpunten. Dat zou ertoe kunnen leiden dat hun voorkeuren niet of minder goed worden vertegenwoordigd in het politieke debat. Zo zou een lage opkomst het democratische ideaal van gelijke representatie kunnen ondermijnen.” De verschillen in opvatting gaan vooral over veiligheid, cultuur en vluchtelingenopvang.
Wat met de jongeren?
Nogal wat politicologen en politici kijken vooral naar de jongeren. Uit internationale studies blijkt immers dat ook die verhoudingsgewijs meer thuisblijven bij verkiezingen. “Als jongeren niet van bij het begin betrokken zijn bij politiek, dan is het nagenoeg onbegonnen werk om hen later alsnog te betrekken”, zegt Karen Celis.
“Het is écht jong geleerd, oud gedaan. Je kan zeggen dat het hun vrijheid is om zich daar niet mee bezig te houden, maar dan geef je politici wel de incentives om vooral bezig te zijn met burgers van wie ze het sterke vermoeden hebben dat ze wel zullen gaan stemmen. We zitten net op een scharniermoment waarbij je tussen de verschillende generaties sterke verschillen ziet in de belangen. Bijvoorbeeld met betrekking tot het klimaat hebben jongeren toch wel heel andere belangen dan de oudere generaties.”
“Politicoloog Roderik Rekker beschrijft in ‘De lokale niet-stemmer’ dat jongeren niet stemmen voor de gemeenteraad omdat het hen niet interesseert, maar ook omdat ze minder gebonden zijn en een grotere mobiliteit hebben”, zegt Hans Vollaard, een van de redacteurs van dat onderzoek.
“Eens ze huisje-boompje-beestje hebben, pikken de meesten wel weer aan, het is niet zo dat je een generatie kwijt bent. Alleen bij praktisch opgeleide jongeren zien we dat die minder gaan meedoen. Uit internationale analyses blijkt dat de eerste drie verkiezingen die je meemaakt in grote mate je latere stemgedrag bepalen."
"Als je drie spannende verkiezingen hebt – of die nu lokaal of nationaal zijn – heeft dat een gunstig effect op je verdere stemgedrag. Je bouwt in die drie keer een gewoonte op om te gaan stemmen. Stemmen is deels dus ook een kwestie van gewoonte. Dat zou een reden kunnen zijn om de leeftijd om te stemmen naar 16 jaar te halen. Zo leer je mensen vroeger om te gaan stemmen.”
“Is er in onze maatschappij ooit echt nagedacht over hoe je jongeren zinvol gaat laten stemmen?”, vraagt Vlaams minister van Binnenlands Bestuur en Bestuurszaken Bart Somers (Open VLD) zich luidop af. “Nee. En waarom niet? Omdat ze toch verplicht waren om te gaan stemmen. Die sleepten zich dan misschien tegen de middag uit bed omdat ze zaterdagnacht wat laat uit waren geweest, dat was in mijn jonge jaren ook zo."
"Nu moeten we nadenken over welke boodschap we gaan brengen, in welke taal en via welk medium om die jongeren te laten stemmen. Ook dat wordt een lokale inzet. Het kan best dat maar 70% van de jongeren gaat stemmen, maar ze doen dat dan wel in volle vrijheid en hopelijk op basis van een campagne die hen overtuigd heeft om hun stem uit te brengen.”
Verarming van democratie
De meeste politieke partijen die tegen de afschaffing van de opkomstplicht stemden, hanteren in grote lijn dezelfde redenering als de politicologen. “De afschaffing van de opkomstplicht dreigt inderdaad te leiden tot een verarming van de democratie”, zegt Raoul Hedebouw van PVDA.
“Uit buitenlands onderzoek weten we dat mensen met een laag inkomen en kortgeschoolden het vaakst afhaken. In de Verenigde Staten gaat 41% van de mensen die minder dan 15.000 dollar verdienen, stemmen. Van de Amerikanen die meer dan 15.000 dollar verdienen, gaat 78% stemmen. Door de opkomstplicht af te schaffen creëer je dus een systeem waarin de stem van een hoogopgeleide die veel verdient oververtegenwoordigd is tegenover de stem van de werkende klasse.”
Dat bepaalde groepen minder gaan stemmen, betekent niet automatisch dat het beleid met hen geen rekening houdt. “Het is natuurlijk niet zo dat van de ene dag op de andere het beleid helemaal op zijn kop wordt gezet”, zegt covoorzitter van Groen Jeremie Vaneeckhout.
“Er zal wel een graduele evolutie inzitten waarbij dat effect steeds meer gaat spelen. Je kan inderdaad bezwaarlijk zeggen dat in landen zonder opkomstplicht het beleid veel asocialer is, maar bij ons voel je nu ook al dat het beleid niet doordrongen is van de vragen die leven bij jongeren en kortgeschoolden. Het lijkt me niet wenselijk om die mensen dan nog verder van de democratie weg te duwen.”
Joost Sneller, Tweede Kamerlid en woordvoerder Binnenlandse zaken van D66, weet dat het verschil in aandacht voor bevolkingsgroepen ook subtieler kan spelen. “Ik zat zelf vier jaar in de gemeenteraad in Den Haag. Op een bepaald moment moesten bomen worden gekapt om parkeerplaatsen te maken op een plek in de stad waar de welvaart behoorlijk hoog zit. Er was commotie, raadsleden trokken naar die buurt en er kwamen hevige debatten.”
“De wethouder legde tijdens het debat in de gemeenteraad de vinger op de wond: ‘Grappig dat jullie hier allemaal zoveel heisa om maken, maar toen we hetzelfde deden in de Schilderswijk – het deel van de stad waar jullie kiezers niet wonen – hoorde ik niemand.’"
"Gelukkig zijn de diensten van de gemeente beschikbaar voor alle inwoners, maar waar gaan de politieke en bestuurlijke aandacht en het geld naartoe? Dat moeten we wel in de gaten houden. Volgens artikel 50 van onze grondwet vertegenwoordig je als verkozene de hele bevolking en daar moeten we wel over waken. Je moet opkomen voor het algemeen belang, dus ook voor wijken waar je kiezers niet wonen.”
“Wat je in ons systeem dan wel ziet, is dat als zoiets in wijken gebeurt er altijd wel partijen zijn die in het gat springen”, zegt Bart Maddens, politicoloog aan KU Leuven. “Zo is Vlaams Belang groot geworden: die partij zag in de jaren 90 de Antwerpse wijken die vergeten werden en zorgde er voor een constante aanwezigheid waardoor ze die kiezers kon mobiliseren. Ik geloof sterk in een soort democratische marktwerking. Als je kiezers stemrecht geeft en zo potentieel machtig maakt, dan zullen de politieke partijen daarop inspelen.”
“Ja, jongeren gaan minder stemmen, maar de kandidaat-burgemeester die erin slaagt om tóch de jongeren te mobiliseren – door uit te pakken met een fris verhaal, in te spelen op wat jongeren willen en met hen te praten – dat wordt de burgemeester die de verkiezingen wint. Precies door die marktwerking ben ik er vrij zeker van dat veel kandidaten dat potentieel zullen aanboren.”
De tevreden thuisblijver
“Bij ‘De lokale niet-stemmer’ hebben we de niet-stemmers ook gevraagd of ze niet gingen stemmen omdat ze tevreden zijn”, zegt Hans Vollaard. “Van de niet-stemmers kruiste 6% dat aan, niet noodzakelijk als enige reden. We weten uit de gesprekken immers dat mensen meestal meer dan één reden hebben om niet te gaan stemmen. ‘Het interesseert me te weinig en het gaat wel goed’, bijvoorbeeld. Als je vindt dat er goed bestuurd wordt, wordt de drempel hoger om je erin te gaan verdiepen.”
Mark Strolenberg, Kamerlid en woordvoerder Binnenlandse Zaken van VVD, herkent dit beeld van de waterschappen. Die waterschappen zijn wat we in Vlaanderen polderbesturen noemen, al hebben ze een veel verregaandere bevoegdheid. Waterschappen zijn verantwoordelijk voor de waterhuishouding in een gebied. In Nederland zijn 21 waterschappen en om de vier jaar wordt voor elke waterschap een bestuur verkozen.
Strolenberg zetelde zelf meer dan vijftien jaar in het Waterschap Drents Overijsselse Delta (eerder Waterschap Reest en Wieden). “De opkomst voor de waterschapsverkiezingen is nog kleiner dan voor de gemeenteraadsverkiezingen”, zegt Strolenberg. Bij de jongste waterschapsverkiezingen in 2019 – toen ze de eerste keer samen met de verkiezingen voor de Provinciale Staten werden georganiseerd – lag de opkomst op 51,25%, bij die van 2015 op 43,5%, in maart zijn er weer verkiezingen.
“Als die waterschappen goed werk leveren, dan voelen mensen niet de noodzaak om te gaan stemmen. Maar als mensen water in de kelder krijgen of er een dijk breekt, dan is plots weer duidelijk hoe belangrijk die waterschappen zijn.”
Veel Nederlanders schatten het belang van de gemeenteraad niet zo hoog in en zien de gemeenteraadsverkiezingen dan ook als verkiezingen van tweede orde. “Voor ik me politiek engageerde en lid werd van VVD had ik je ook niet zo meteen kunnen zeggen welke partijen er bij ons in de gemeenteraad zetelden”, zegt Strolenberg.
“Ik had je wel de naam van de burgemeester kunnen geven en misschien die van 3 van de 31 raadsleden. Mensen zijn minder geïnteresseerd in lokale politiek. Dat komt ook omdat er weinig media-aandacht voor is. Op televisie zie je de nationale politiek, maar mensen weten niet wat er zich in de gemeenteraad afspeelt. Daardoor denken ze ook dat het gaat om zaken die geen invloed hebben op hun leven.”
“Politici moeten rekening houden met een nieuwe realiteit”, zegt politicoloog Herwig Reynaert, decaan van de faculteit politieke en sociale wetenschappen aan Universiteit Gent (UGent) en voorzitter van het Centrum voor Lokale Politiek.
“Kijk naar wat Forza Ninove in de zomer van 2022 deed. Die waren al aan het rekruteren. Veel politieke partijen vragen zich – ook al hebben ze het stemrecht mee goedgekeurd – af wat ze moeten doen: ‘Hoe gaan we nu de kiezer naar de stembus proberen te lokken?’. De onzekerheid op het lokale politieke niveau is groot.”
“Denk ook aan gemeenten waar één partij nu nog een absolute meerderheid heeft. Het zou wel eens kunnen dat mensen die gingen stemmen nu denken: ‘Het is toch allemaal al in kannen en kruiken en die politici hebben dat goed gedaan, het is niet nodig dat ik ga stemmen want mijn stem zal het verschil niet maken’. Als dat zich doorzet, kan het ook gebeuren dat die partijen hun meerderheid verliezen.”
“Misschien komen we in 2024 hier en daar echt wel voor verrassingen te staan. Ook voor partijen die nu nog een comfortabele meerderheid hebben, wordt het belangrijk om die trouwe kiezers te blijven overtuigen. Het klinkt als een positief verhaal dat je mensen gaat overtuigen om te stemmen, maar je kunt dat ook perfect doen in een stelsel met opkomstplicht.”
Als het over goed lokaal bestuur gaat, wordt in Vlaanderen nog dikwijls naar CD&V gekeken. Die partij behoort die in veel gemeenten tot de meerderheid en leverde na de jongste gemeenteraadsverkiezingen in 107 van de 300 gemeenten de burgemeesters. Loopt die partij dan het meeste kans om slachtoffer te worden van de ‘tevreden thuisblijver’?
“Het is ondertussen mondgemeen dat de afschaffing van de opkomstplicht in het nadeel van CD&V zou zijn”, zegt Maddens. “Ik denk dat partijen die lokaal het sterkst zijn en het best ingeplant zijn in het lokale weefsel het gemakkelijkst kiezers kunnen mobiliseren. In veel gemeenten is dat CD&V die banden heeft met de standen, Beweging.net, met de Boerenbond. CD&V - als lokaal sterk verankerde partij – lijkt me goed geplaatst om de slag om de kiezers die dreigen thuis te blijven te winnen.”
Veranderende campagnes
Je kunt dan wel verwachten dat bepaalde bevolkingsgroepen niet of proportioneel minder zullen gaan stemmen, maar hoe zeker ben je daarvan? “Je weet theoretisch welke groepen kiezers verliezen, zonder rekening te houden met de campagnes”, zegt Reynaert.
“Kijk naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Donald Trump heeft verloren, maar haalde nog bijzonder veel stemmen. De Democraten hebben een aantal bevolkingsgroepen aangesproken die normaal veel minder gaan stemmen. Ze hebben die mensen kunnen overtuigen om te gaan stemmen met campagnes als ‘Ga stemmen als je niet wil dat Trump president blijft’.”
“Als je de kiezer duidelijk kan maken dat de verkiezingen belangrijk zijn, dan gaat die stemmen. Op lokaal vlak zie je dat de opkomst daalt, maar ook dat heeft vermoedelijk te maken met de perceptie dat het niet zulke belangrijke verkiezingen zijn. Als mensen in de steden dan geen band meer hebben met de kandidaten op de lijsten of de lokale partijen zelfs niet bekend zijn, dan gaan ze niet stemmen."
"Als ze in Nederland een hogere opkomst willen, dan zullen de partijen aan de kiezers duidelijk moeten maken hoe belangrijk het is om te gaan stemmen. Waarom doen lokale partijen in Nederland het goed? Omdat ze dikwijls heel concreet werken rond bepaalde thema’s.”
De vraag blijft wat de beste manier is om mensen naar de stembus te lokken als ze niet meer worden verplicht. En is het een taak van de overheid of van de politiek om mensen aan te zetten om te gaan stemmen.
Deze reeks kwam tot stand met de steun van de Vlaams-Nederlandse journalistenbeurs.

Het is nochtans niet zo dat de KU Leuven geen goede politicologen in zijn rangen telde. Zelf heb ik nog altijd veel bewondering voor de knappe analyses van Luc Huyse. Ik heb 50 jaar geleden als student heel veel opgestoken van zijn lessen en van de boeken en artikelen die hij publiceerde.
Maar terug naar Bart Maddens: “Ja, jongeren gaan minder stemmen, maar de kandidaat-burgemeester die erin slaagt om tóch de jongeren te mobiliseren – door uit te pakken met een fris verhaal, in te spelen op wat jongeren willen en met hen te praten – dat wordt de burgemeester die de verkiezingen wint. Precies door die marktwerking ben ik er vrij zeker van dat veel kandidaten dat potentieel zullen aanboren.”
Straffe uitspraak, die een idyllisch plaatje laat zien van hoe Maddens de inzet van de lokale verkiezing aan ons wil voorstellen. Maar in onze reële wereld slaat die zogenaamde “marktwerking” nergens op. De burgemeester die de verkiezingen wint in Antwerpen doet dat nu allemaal juist niet. Geen fris verhaal, niet inspelen op wat jongeren willen (op wat ouderen willen ook niet trouwens) en al zeker niet met hen praten. Als hij zich al eens in een wijk of buurt begeeft, (wat hij zeer zelden doet) staan er meer gewapende beveiligers dan inwoners om hem heen. En toch wint hij de verkiezingen.
In dat opzicht lijkt hij heel sterk op die andere “sterke” burgemeester: Roger Nols. Decennialang was zijn macht onaantastbaar. Hij minachtte alle wetten. Maar hij werd toch keer op keer herverkozen. Tot het ogenblik waarop het grote aantal niet-Belgische inwoners van Schaarbeek stemrecht kregen. Toen was zijn rijk plots in mekaar gestuikt.
Maar tot die tijd grossierde Nols in het verspreiden van angst en haat. En als je dat maar lang en veel doet, heeft dat succes. Als je de bange witte kiezers maar bang genoeg kunt maken.
En precies daarom blijft de opkomstplicht bij verkiezingen een belangrijk sluitstuk van onze democratie.
Ik wil dat illustreren aan de hand van één van de ergste rampen die Antwerpen gedurende De Wevers ambtsperiode trof. Op 18 juni 2021 : de instorting van de school Kuub in Nieuw Zuid, waarbij 5 bouwvakkers omkwamen en tientallen zwaar gewond werden, en zwaar getraumatiseerd achterbleven.
Sommigen onder hen werd zelfs wijsgemaakt dat ze zichzelf best zouden voordoen als “toevallige voorbijgangers”, omdat hun verwonding toch geen kans maakte op een verzorging en billijke vergoeding als arbeidsongeval. Gewoon omdat ze op die werf gewerkt hadden in een onoverzichtelijk kluwen van onder- onder- onderaanneming, als vierderangs bouwvakkers, schijnzelfstandigen zonder rechten of bescherming.
Eén jaar later, op 17 juni 2022 houdt burgemeester De Wever een korte plechtigheid op de plaats van de ramp, in het bijzijn van enkele families van de slachtoffers. Zijn kijk op de verpletterende verantwoordelijkheid van het stadsbestuur (de opdrachtgever die eiste dat dat schoolgebouw in september absoluut moest in gebruik genomen, ondanks dat geweten was, zowel bij de hoofdaannemer als de opdrachtgever, dat het niet stabiel was) is verhelderend simpel: “Ons valt niets te verwijten. Wij staan recht in onze schoenen. Wij stellen advocaten aan die dat zullen aantonen.”
En de enige tegemoetkoming die de zwaar getraumatiseerde slachtoffers konden krijgen was de geste dat het stadsbestuur het vliegticket naar hun thuis heeft betaald. Dan zijn ze hier meteen weg en stellen ze geen lastige vragen meer.
En voor die plechtigheid één jaar later viel het vooral op dat hij z’n meest uitbundige feestkostuum had aangetrokken. Ja, je ziet het bij hem ook in de opvallende vestimentaire details.
Check het beeld:
https://www.standaard.be/zoeken?keyword=Burgemeester%20De%20Wever%20herdenking%20instorting%20schoolgebouw
En waarom kan hij zich dat permitteren? Buitenlandse arbeiders die geronseld worden en een vierderangs verloning en behandeling krijgen, flagrant in strijd met de wet… dat kan allemaal, want… zij kunnen hier toch niet stemmen.