'David Van Reybrouck masseert westerse bemoeienissen in Congo weg'

Ludo De Witte
Congo, een geschiedenis.

David Van Reybrouck, auteur van de bejubelde roman De plaag en het met al even veel lof overladen theaterstuk Missie, publiceerde begin mei Congo, een geschiedenis. Van Reybrouck heeft in de massamedia inmiddels een bijna onaantastbare status gekregen: voor de publicatie had de pers het al over een ‘standaardwerk’ en een ‘langverwacht magnum opus’.

Mooi gecomponeerd

Congo is een klepper van bijna 700 bladzijden waarin geen periode onaangeroerd blijft: van de prekoloniale slavenhandel tot Kabila junior, zonder natuurlijk Stanley, Leopold II, Lumumba, Mobutu en de Chinezen te vergeten. Het boek is de neerslag van een werk van jaren, inclusief tien reizen naar Congo waar hij volgens een publiciteitstekst met honderden Congolezen praatte.

Dat is alvast de originaliteit van Congo: het boek is mooi gecomponeerd, met aantekeningen over zijn reizen door het land en interviews met zijn bewoners omheen het historische verhaal geweven. Al lezend loop je met de auteur mee, en ziet, voelt en ruikt het land en zijn mensen, die prominent aanwezig zijn. Congo is, volgens de auteur zelf, “een history from below aan de hand van interviews met mensen wier perspectief doorgaans niet doordringt tot de geschreven bronnen”.

Rasverteller

Maar is het boek daarom ook een waarheidsgetrouwe weergave van de geschiedenis van Congo? Niet echt. Van Reybrouck schreef een geschiedenis waarin nogal wat westerse bemoeienissen worden weggemasseerd. En dat is, wanneer het gaat over een land dat de afgelopen 125 jaar minder dan dertig jaar van bezetting is gespaard, om van andere bemoeienissen nog maar te zwijgen, natuurlijk als een verslag van een voetbalwedstrijd waarin slechts over één ploeg wordt gesproken. Als bijlage bij deze bespreking zit een detailkritiek van de manier waarop Van Reybrouck naar de eerste tachtig jaar van de geschiedenis van Congo kijkt, als illustratie van de algemene beschouwingen.

Het boek van Van Reybrouck heeft zeker verdienste. Hier is een rasverteller aan het werk, en er zit vaart in het verhaal. Hij is op zijn best als hij door de ogen van zwarten intermenselijke ervaringen verhaalt, zoals in zijn beschrijving van het eerste contact van zwarten met blanken, eind negentiende eeuw, of als hij het over de frustraties van de Congolese elite (enkele honderden évolués, door de kolonisator erkend als zwarten op weg naar ‘Europeanisering’) heeft.

Onafhankelijkheidskoorts

Congo, een geschiedenis.
'Congo' is mooi gecomponeerd, maar is geen waarheidsgetrouwe weergave van de geschiedenis van het land, stelt Congokenner Ludo De Witte.
Ludo De Witte
Ludo De Witte analyseert het Congoboek van David Van Reybrouck.

Hij diept feiten op die al te lang waren miskend. Zo vertelt hij over Paul Panda, een miskend nationalist avant la lettre, en over de opstand van de Pende, die in bloed werd gesmoord (1931). Hij schrijft over een staking bij de Union Minière in Katanga, eind 1941, waarbij “minstens 60 doden” vielen toen het leger op stakers schoot die in een voetbalstadion waren verzameld.

Van Reybrouck doorprikt ook een aantal mythes, zoals het beeld van de rustige kolonie: significante volksbewegingen strekten zich over grote delen van de kolonie uit, ondanks hardhandige repressie. De plotselinge onafhankelijkheidskoorts die zich vanaf 1955 manifesteerde, was helemaal niet nieuw, maar had een zeer lange voorgeschiedenis. Hij vermeldt ook de dubieuze rol van sommige ngo’s vandaag en de beperkingen van verkiezingen georganiseerd onder buitenlandse druk.

Kwaad daglicht

Het zijn allemaal zaken die nu hun weg naar een breder publiek vinden, weze het dikwijls opgeschoond. Zo vermeldt Van Reybrouck niet dat de hogervermelde stakers van de Union Minière met hun gezin naar het stadion waren afgezakt en dat ook vrouwen en kinderen onder de kogels stierven. Evenmin zegt hij dat het ziekenhuis van de Union Minière weigerde om de gekwetsten te verzorgen, en dat vijftig van hen in de volgende dagen en weken aan hun verwondingen stierven.[1]

Maar het blijft niet bij het wegvijlen van de scherpste kantjes van het kolonialisme en het neokolonialisme. Bladzijden die de Belgische autoriteiten in een kwaad daglicht zouden kunnen plaatsen, lijken wel uit het boek gescheurd. De lezer verneemt niets over het bloed aan de dwarsliggers van de spoorweg tussen Matadi en Kinshasa: toen in 1932 het werk was geklaard, hadden 7.000 dwangarbeiders er het leven bij ingeschoten.

Belegering van Stalingrad

David Van Reybrouck steunt te veel op analyses van auteurs en ‘informanten’ die het neokoloniale perspectief genegen zijn

Niets over de strategieën van de kolonisator om tegen het einde van de jaren vijftig, toen in Congo, Rwanda en Burundi de vrijheidsdrang ontwaakte, etnieën tegen elkaar op te zetten, met als doel te verdelen om te blijven heersen. Absoluut niets over de rol van de VN – die na de onafhankelijkheid met de VS en België een los-vaste alliantie vormde – in de omverwerping van de regering-Lumumba. Geen woord over de Belgische verantwoordelijkheid in de laatste uren van Lumumba. Niets over de decennialange steun van koning Boudewijn, Etienne Davignon (Generale Maatschappij), politici als Wilfried Martens of Edmond Leburton en opiniemakers als Manu Ruys of Walter Geerts voor dictator Mobutu. En hier en daar wordt wit gewoon zwart, als de Belgische militaire interventie in Congo in juli 1960 of de Belgisch-Amerikaanse interventie in 1964 aan de orde is. (De lijst van manco’s is lang, zie de bijlage)

De geschiedenis loopt in Congo dus echt wel mank. Het volstaat niet om anekdotes, herinneringen en meningen van tientallen mensen samen te brengen om een geschiedenisgang te reconstrueren. Op zich levert dat een caleidoscopisch beeld op dat voortdurend verandert wanneer men een ander perspectief inneemt. Zoals men de geschiedenis van pakweg het Oostfront en de belegering van Stalingrad niet kan schrijven met interviews van Duitse veteranen van dat front, zo kan men de geschiedenis van Congo niet herleiden tot een optelsom van uitspraken van Congolezen. Er is een analysekader nodig, een breder perspectief dat de uitspraken van de betrokkenen situeert en verklaart.

Regressie

Daar wringt het schoentje. Van Reybrouck steunt te veel op analyses van auteurs en ‘informanten’ die het neokoloniale perspectief genegen zijn. De afgelopen twintig jaar heeft het historisch onderzoek grote sprongen vooruit gemaakt: Daniel Vangroenweghe en Jules Marchal voor Congo Vrijstaat; opnieuw Marchal, Paul Raingeard de la Bletière en Isidore Ndaywel voor Belgisch Congo, Frans Buelens en Guy Vanthemsche schreven overzichtswerken over deelaspecten, Isidore Ndaywel schreef een heuse geschiedenis van Congo, zelf onderzocht ik de archieven van de VN, België en Groot-Brittannië over de Congocrisis, en de commissie-Lumumba van het parlement diepte bijkomend archiefmateriaal op. Van Reybrouck vermeldt dat wel in zijn ‘verantwoording der bronnen’, maar het lijkt nogal op autoriteitsmanagement, want voor zijn analyses grijpt hij terug naar auteurs die geneigd zijn België, de VS, de VN uit de wind te zetten.

Waarom die regressie? Waarom een boek dat probeert om zo weinig mogelijk mensen tegen de haren in te strijken? “L’histoire, quand elle est sérieusement écrite, est sans pitié et sans piété”, schrijft Marcel Liebman, en aan die standaard afgemeten stelt Congo teleur. Het boek ondergaat de invloed van een zekere regressie van ons historisch bewustzijn – een regressie waarover ik het al eerder had, en waarvan ook Van Reybroucks theatertekst Missie getuigt.[2]

Excuses

De afgelopen jaren groeide een nieuwe pensée unique waarbij een kritische kijk op koloniale rijken en neokoloniale interventies wordt weggewuifd als ‘negativistisch’, ‘onproductief’, ‘gauchistisch’, na een periode van relatieve openheid tussen pakweg 1995 en 2002. De jaren negentig van de vorige eeuw waren voor België een periode van Out of Africa: het fiasco van de interventie in Rwanda onder VN-vlag (1994), het verval van de Congolese staat en de implosie van het regime van Joseph ‘Our Bastard’ Mobutu en de volatiele toestand na de machtsgreep van Kabila senior (1996-97) noopten Brussel tot bezinning en een zoektocht naar een nieuwe plaats op het internationale schaakbord.

Het waren jaren van relatieve openheid en reflectie over het (neo-)koloniale verleden, met als ijkpunten de Rwanda- en Lumumbacommissies van het Belgisch parlement (1997 en 2001), toen de Belgische regering een verantwoordelijkheid erkende in de afwikkeling van de Rwandese genocide (1994) en de moord op Lumumba (1961), en daarvoor ook excuses aan de Rwandese en Congolese volkeren aanbood.

Antiblank racisme

Neokolonialisme staat weer op de agenda, en daarom wil het Westen zich van zijn schuldcomplexen over de kolonisatie bevrijden

Vandaag echter is er opnieuw interesse voor Afrika, en dat laat zich in de historische reflectie gevoelen. De tendens om de geschiedenis van interventionisme en kolonialisme op te smukken vloeit voort uit de dadendrang van Washington, Parijs en Brussel om in het Nabije Oosten, in zwart Afrika en rond de opkomende concurrenten Rusland en China prowesterse regimes te versterken of er nieuwe te vestigen. Imperiale en Eurocentrische attitudes die tot voor kort ondenkbaar waren, schieten wortel. De Senegalese romancier Boubacar Boris Diop merkt in zijn L’Afrique au-delà du miroir (2007) terecht op dat voorstellen voor een selectieve migratiepolitiek om ‘nuttige’ kandidaat-migranten wegens hun expertise ‘uit te kiezen’ en ‘toe te staan’ om het Westen te komen verrijken, herinneringen oproepen aan de tijd toen ‘negers’ op slavenmarkten werden gekeurd en verkocht.

Het verzet van moslims tegen de westerse overheersing van de moslimwereld roept op zijn beurt nieuwe racistische beelden op – van moslims met een 'inherent onvermogen om de moderniteit te omarmen’, ‘een cultuur van dood koesteren’, zich ‘bij ons’ bezondigen aan ‘antiblank racisme’, ‘onze identiteit’ aantasten en zelfs ‘een oorlog tussen de beschavingen’ uitlokken.

Hevig protest

Wie vandaag wil interveniëren, stoot echter op een aarzelende publieke opinie. Back to Africa? Velen twijfelen tussen het Afropessimisme van de afgelopen decennia, argwaan tegenover het heroplevende mercantilisme van het Westen en goedmenend humanitair activisme. Daarom moet men de publieke opinie laten geloven dat men humanitaire doeleinden dient, zoals Leopold II en zijn rivalen in Londen en Parijs tijdens hun Scramble for Africain de negentiende eeuw deden. En dan worden de zwarte bladzijden over het oude kolonialisme, die als een schaduw over nieuwe interventies hangen, het best uit het collectieve geheugen weggevlakt.

Een straf staaltje is de wet die het Franse parlement in 2005 aannam waarin het land zijn “erkentelijkheid” uitdrukt voor “het werk” dat is verricht in de voormalige Franse kolonies. De wet legde Franse universiteiten op in hun programma’s “de positieve rol van de Franse overzeese aanwezigheid” te benadrukken en recht te doen aan de geschiedenis en de offers van de Franse soldaten in de kolonies. Met geen woord werd in de tekst gerept over de miljoenen slachtoffers die de Franse koloniale legers hebben gemaakt. Na hevig protest van academici tegen die aanslag op het vrij historisch onderzoek is de wet afgevoerd.

Negationisme

Neokolonialisme staat weer op de agenda, en daarom wil het Westen zich van zijn schuldcomplexen over de kolonisatie bevrijden. De Franse president Nicolas Sarkozy zei tijdens zijn eerste Afrikaanse rondreis in juli 2007, in een speech aan de universiteit van Dakar, over de kolonisatoren wel dat ze ‘fout’ zaten, maar dat ze geen verantwoordelijkheid dragen voor de huidige kwalen van Afrika. Corruptie, dictaturen, burgeroorlogen, genocides: het Westen heeft er volgens Sarkozy niets mee te maken:

Het drama van Afrika is dat de Afrikaan niet genoeg in de geschiedenis is gestapt. Nooit richt hij zich op de toekomst, nooit komt hij op het idee zich niet langer te herhalen en zich een lotsbestemming te kiezen.

Frankrijk neemt het voortouw, maar het neokoloniale negationisme is in de dominante ideologieën van alle westerse samenlevingen ingebakken. Imperialisme verslindt alles: het slokt niet alleen de Afrikaanse bodemschatten op, maar ook de geschiedenis en het geheugen van het continent.

Masochistisch verlangen

Van Reybrouck surft op die beweging. In 2005 kapittelde hij in een essay critici van kolonialisme en neokolonialisme als mensen die “verlangen naar zelfkastijding”.[3]

 Het is een tekst die zijn benadering van Congo en de Congolees-Belgische betrekkingen markeert. Volgens hem raakt de oude, koloniale beeldvorming zijn dominante plaats kwijt aan een ongenuanceerde, eenzijdig-kritische benadering van de koloniale en postkoloniale geschiedenis.

Daarbij zijn volgens Van Reybrouck dieptepsychologische drijfveren in het spel: een masochistisch verlangen naar flagellatie. Volgens hem treurt dat legertje critici vooral om de wandaden van Leopold II en om de moord op Lumumba: klaagzangen die hij in een recent interview “bijna hysterisch gekrijs” noemt. In een ander interview gaf hij nadere uitleg:

Er is een soort verlangen om beklag te doen over het Belgisch historisch wangedrag, zonder dat daar een hoger of intelligenter engagement tegenover Congo vandaag tegenover staat. En dat vind ik problematisch. Alsof je vandaag nog schuld zou kunnen hebben aan iets wat je ouders, grootouders of zelfs overgrootouders hebben gedaan. Die zelfreflectie is van belang, maar leidt bij voorkeur tot een nieuw engagement in plaats van schuldbewust egocentrisme.[4]

Ziektebeelden

Het is natuurlijk onzin dat critici van ‘ons’ Afrika-avontuur de Belg of de Vlaming een schuldcomplex willen aanpraten. Kolonialisme en neokolonialisme zijn projecten van dominante klassen, het product van machtsverhoudingen, en niet het werk van onze voorouders of van onszelf.

Het verwijt dat critici gebukt gaan onder een zucht naar zelfkastijding, onder zelfhaat die uitmondt in kritiek om de kritiek is geen repliek waard. Het leidt tot niets elkaar met intentieprocessen en toegeschreven ziektebeelden dood te knuppelen. Precies zoals Van Reybrouck het niet zou nemen als ik zou beweren dat zijn wel erg vriendelijke kijk op de Belgische bemoeienissen in de Congocrisis gekleurd is door het feit dat zijn vader begin jaren zestig als technisch ingenieur werkte voor het afgescheiden, antilumumbistische Katanga, waar Belgen een stevige vinger in de pap hadden.

Historisch wangedrag

Een koele, nuchtere feitenverzameling en dito analyse is nodig, méér dan nodig. Zonder medelijden

Wat wel nadere reflectie behoeft, is wat Van Reybrouck zegt in het begin van het citaat, want daar laat hij het achterste van zijn tong zien. Historische reflectie dient volgens hem “bij voorkeur” een politiek doel: “een nieuw engagement” tegenover Congo. Afgezien van de vraag wat zo’n engagement zou kunnen betekenen, moet die wens of eis met kracht worden afgewezen. Reflectie en onderzoek moeten zo vrij mogelijk gebeuren, zonder oog op de consequenties ervan. Elk keurslijf is uit den boze – ook al omdat het overgrote deel van het wetenschappelijke onderzoek, dankzij subsidies en opdrachten vanwege de overheid, al past in het ‘engagement tegenover Congo’ van, jawel, de Belgische overheid.

Maar daar heeft Van Reybrouck het niet over. Hij viseert werk dat “historisch wangedrag” in kaart brengt. Dat dergelijk werk de Belgische overheid en het prowesterse bewind in Kinshasa geneert en de samenwerking van Belgische instellingen met Congolese tegenhangers kan hinderen, mag de onderzoeker niet deren. Een koele, nuchtere feitenverzameling en dito analyse is nodig, méér dan nodig. Zonder medelijden, zoals Liebman ons voorhoudt. Kritiek op onderzoek dat niet aan de raison d’état is onderworpen, hoort thuis in totalitaire regimes, punt.

Ontwrichting

Een ‘engagement tegenover Congo’ betekent volgens Van Reybrouck alvast dat de VN-macht in Congo aanwezig moet blijven, ondanks het verzet van Kinshasa. Wat betekent dat Congo de facto onder westerse curatele wordt gesteld. Zonder daar echt op in te gaan, want dat valt buiten het bestek van dit artikel, ben ik van oordeel dat de huidige problemen van Congo precies een gevolg zijn van in de tijd opeengestapelde buitenlandse bemoeienissen:

  • De installatie van een militaire dictatuur in Congo en het oppoken van de tegenstelling Hutu-Tutsi in Rwanda in de aanloop naar de onafhankelijkheid,
  • decennialange steun voor de favoriete onderaannemers in de regio, Mobutu in Congo en Habyarimana in Rwanda,
  • de Franse operatie om de moordende Hutu-milities na de genocide in Rwanda in Congo in veiligheid te brengen en die er in één beweging ook een miljoen Hutu’s dumpte,
  • de Amerikaanse en Europese steun voor Rwanda en Oeganda, wier legers en handlangers zich in Oost-Congo al meer dan tien jaar aan oorlogsmisdaden te buiten gaan,
  • de Amerikaanse en Europese succesvolle druk op Kinshasa om krijgsheren in het regime en het leger van Congo op te nemen – krijgsheren die vandaag onder de vlag van het Congolese leger moorden en verkrachten,
  • de VN-blauwhelmenmacht MONUC, die dikwijls meer een factor van instabiliteit en ontwrichting is dan van bescherming voor de bevolking.

En dan zwijgen we nog over veel internationale ngo’s wier rol in Congo zeer discutabel is, en door Sylvestre Bwira van de Société civile in Goma zwaar op de hak worden genomen:

Zij hebben geen betrokkenheid bij ons en ons gebied; in feite zijn het huurlingen. Ze kijken allereerst naar de eigen behoeften en zijn bezig met hun eigen legitimatie; wij zijn er voor hen. Ondanks alle hulp zijn we waarschijnlijk beter af als ze vertrekken.[5]

Ongelijke machtsverhoudingen

Maar hoe dan ook: zelfs al pleit men voor een de facto overdracht van de Congolese soevereiniteit aan de MONUC en de VN, zoals Van Reybrouck doet, dan nog moet men lessen uit de geschiedenis durven trekken en de VN-interventie in de Congocrisis van 1960 onder ogen zien, en vaststellen dat de VN de resultante is van een krachtverhouding tussen staten en dus onvermijdelijk de belangen van de dominante staten behartigt. Maar dat doet Van Reybrouck niet, want hij koestert een romantische illusie: heil verwachten van instituties en machten die Congo de afgelopen 125 jaar plunderden.

Politiek toerisme is doorgaans vooral een ervaring in zelfbevestiging: de toerist ziet wat hij wil zien en hoort wat hij wil horen

Afgezien van de politieke agenda van de auteur die zijn analyse kleurt, rijst er nog een andere, methodologische kwestie: wat is de historische waarde van interviews met Congolezen, gezien de ongelijke machtsverhoudingen tussen de gesprekspartners? Wie ooit in Congo of in een ander derdewereldland gereisd heeft, weet hoe groot de afstand is tussen ‘passant’ en ‘inlander’.

Mispeuterd

Van Reybrouck reisde door Congo met ministeriële en VN-vliegtuigen. Hij hielp er iemand aan een job en gaf een gsm weg, verklapte hij in een interview. Voor Congolezen die in de eerste plaats op zoek zijn naar de volgende maaltijd is Van Reybrouck een Grote Blanke Man, misschien wel de kortste weg naar een job, rijkdom, een beter bestaan. Dat in die omstandigheden zijn zwarte gesprekspartners geneigd zijn hem te vertellen wat ze denken dat hij graag zou willen horen, en zeker niet vlug wat ze denken dat hem zal irriteren, lijkt logisch. Weinig waarschijnlijk dat ze een hoge Belgische gast lastigvallen met wat Belgen in het land mispeuterd hebben.

Politiek toerisme is doorgaans vooral een ervaring in zelfbevestiging: de toerist ziet wat hij wil zien en hoort wat hij wil horen. Het volstaat niet om enkele verklaringen van Congolezen op zak te hebben om te kunnen spreken van respect voor ‘het Congolese perspectief’. De asymmetrische verhoudingen tussen de Congolees en de Blanke ondermijnen de geldigheid van het argument.[6]

Geperverteerd

Het recente dispuut over de Congolees die op 29 juni 1960, de dag voor de onafhankelijkheid van Congo, de sabel van koning Boudewijn pikte terwijl de vorst in een open wagen door Kinshasa reed, is veelzeggend. Van Reybrouck pakt er in zijn boek mee uit dat hij de man heeft gevonden, maar in de documentaire Boyamba Belgique, die op Canvas en RTBF wordt uitgezonden, wordt een andere man opgevoerd die de sabel zou hebben weggenomen. Tientallen Congolezen beweren dat ze die sabel hebben weggenomen, net zoals ik al veel Congolezen heb ontmoet die zeggen met Lumumba bevriend te zijn geweest.

Men mag toch wat scepsis opbrengen als Van Reybrouck een stokoude Congolese man opvoert die beweert dat hij in 1882 is geboren en vertelt over zijn belevenissen in de jaren negentig... van de negentiende eeuw, maar zich wel niet meer herinnert of hij vijf, zes of zeven vrouwen heeft gehad.

Met herinneringen die in interviews worden geëvoceerd, moet bijzonder voorzichtig worden omgesprongen, zeker als de relatie tussen onderzoeker en geïnterviewde geperverteerd is door honger, wanhoop, afhankelijkheid, hiërarchie en ontzag.

Historische kritiek

The Catastrophist
In 'The Catastrophist' vertelt Ronan Bennett een liefdesstory tegen de achtergrond van de Congocrisis.

Er stelt zich trouwens nog een ander probleem, dat specifiek ‘Congolees’ is: bovenop de mentale ontreddering wegens trauma’s opgelopen in een ver en recent verleden, hebben ook decennia Mobutudictatuur het collectieve orale geheugen van de Congolezen zwaar aangetast. In die loden jaren, toen de veiligheidsdiensten van de dictator de muren ogen en oren bezorgden, waren gesprekken over Leopold II, de Belgen, koloniale onderdrukking not done. Had Mobutu geen foto van de koloniale legerchef Emile Janssens in zijn kantoor hangen? Koketteerde Mobutu niet met zijn vriendschap met Belgische officieren uit de Technische Bijstand? Liet hij niet aan iedereen weten dat hun chef, koning Boudewijn, achterneef van Leopold II, zijn ‘broer’ was? De Congolezen begonnen over die onderwerpen te zwijgen, en zo ontstonden er enorme blinde vlekken in hun historisch bewustzijn.

Waarmee ik niet wil zeggen dat enkel primaire bronnen en een feitenrelaas onderworpen aan de historische kritiek ons iets over de geschiedenis kunnen leren. Fictie geeft soms zeer goed een tijdgeest weer. In zijn roman The Catastrophist (1998, vertaald als Hart van Congo) vertelt Ronan Bennett een liefdesstory tegen de achtergrond van de aanloop naar en de ontknoping van de Congocrisis. Hier en daar zondigt Bennet tegen de historische accuraatheid, maar dat doet er niet echt toe.

Klaplopers

Wie het boek leest, loopt zelf in het Congo van die jaren rond, en Bennetts beschrijvingen zeggen soms meer dan wat je in een non-fictieboek kunt vertellen. Kijk maar hoe hij in een kort tafereel de leegte rond Lumumba schetst: zijn eenzaamheid, het amateurisme van de beweging, de opportunisten die als vliegen de stroop zoeken. Het gebeurt niet lang voor Congo onafhankelijk en Lumumba premier wordt:

Ik ben met Stipe naar het huis van Mungul gekomen om Lumumba te zien. We zitten met Auguste op een ruwe bank op de binnenplaats. Motten cirkelen rond de stormlamp, glimwormen lichten op in de donkere hoeken en de lucht ruikt scherp, naar vleermuizenpoep en rioolwater. Een tiental jongemannen – bewakers, functionarissen, neven, broers, klaplopers – hangt doelloos rond, de gebruikelijke MNC-kliek. Niemand schijnt ooit iets te weten. Ze kunnen niet zeggen of Lumumba verwacht wordt of niet, niet eens of hij er misschien al is.

Als die man tot vandaag onze historische reflectie op de proef stelt – en het boek van Van Reybrouck toont dat opnieuw aan –, dan moet daarvoor een diepere reden aan te voeren zijn. Iets wat groter is dan dit individu, maar door hem wel wordt gesymboliseerd: een mensenmassa die in beweging was gekomen, op zoek naar een beter leven. En omdat de Congolezen daar nog altijd naar op zoek zijn, sluimert ergens in de kelders van hun collectieve bewustzijn dat symbool voort.

Ludo De Witte is socioloog, auteur van Crisis in Kongo (1996), De moord op Lumumba (1999) en Wie is bang voor moslims? (2004). Werkt aan een boek over Congo in de jaren 1964-65: de volksopstanden, de Belgo-Amerikaanse interventie, de Ommegang en de repressie, de Congolese missie van Ernesto Che Guevara, de machtsgreep van Mobutu. Werktitel: Huurlingen, geheimagenten en diplomaten. Mobutu grijpt de macht.

VOETNOTEN

  • [1] Zie over de staking Jules Marchal, Travail forcé pour le cuivre et pour l’or, pp. 196-199.
  • [2] Voor een dissectie van Missie, zie Bambi Ceuppens en Sarah De Mul, ‘De koloniale verbeelding van Congo’, in rekto:verso, Maart-april 2009.
  • [3] D. Van Reybrouck, ‘Het verlangen naar zelfkastijding. De moeizame omgang met ons koloniaal verleden’, in KVS Express, februari-maart 2005.
  • [4] Interviews D. Van Reybrouck, resp. in Humo, 4/5/2010 en in Het Vrije Woord, 2008/2)
  • [5] Geciteerd in ‘Internationale ngo’s zien ons niet staan’, in Knack, 31/3/2010.
  • [6] Een KVS-medewerker wees in dat verband met veel inzicht op de context waarin de Van Reybroucks van deze wereld intercultureel actief zijn:“Maar natuurlijk is het ook zo dat de globale context - inbegrepen de daarbij horende machtsverhoudingen - niet zomaar genegeerd kan worden. Het is niet toevallig dat het Vlaamse kunstenaars zijn die naar Congo trekken om er voorstellingen te tonen of workshops te organiseren. Het omgekeerde is zo goed als ondenkbaar. En niet alleen omdat de vliegtuigtickets duur zijn en visa voor Schengen niet zomaar afgeleverd worden. Zouden Congolese kunstenaars in Vlaanderen makkelijk een vrij podium vinden om hun werk voor te stellen, en zouden Vlaamse professionele artiesten de tijd willen nemen om aan Congolese workshops deel te nemen? Wij vertegenwoordigen in Congo het ‘artistieke paradijs’ dat Vlaanderen is. Terwijl de artiesten in Kinshasa het merendeel van hun tijd en creativiteit moeten investeren in het dagelijkse overleven, kunnen wij overvliegen om betaald met hen aan culturele uitwisseling te doen.” Paul Kerstens, ‘Het Congotraject van KVS’.
LEES OOK
Ludo De Witte / 20-06-2011

Etienne Davignon en de laatste uren van Patrice Lumumba

Op 23 juni 2011 dienen de nabestaanden van Patrice Lumumba een klacht in bij het Brusselse gerecht tegen een tiental Belgen die (on)rechtstreeks betrokken waren bij de moord op de…
Etienne Davignon was één van de belangrijkste witte stukken op het Belgisch-Congolese schaakbord. (Foto Wim Van Cappellen - Reporters)
Redactie Apache / 22-06-2010

Nabestaanden dienen klacht in tegen moordenaars Lumumba

Vandaag maakt het Brusselse advocatenkantoor JusCogens bekend dat een klacht wordt ingediend tegen een tiental Belgen voor hun aandeel in de moord op de Congolese oud-premier…
Patrice Lumumba