Loondoorbetaling bij ziekte bestaat al in België, echter de precieze regeling is verschillend naargelang het werknemersstatuut. Arbeiders behouden hun volledig loon gedurende de eerste week van ziekte. Bedienden hebben dan weer recht op één maand loondoorbetaling ten laste van werkgever. Na één maand vallen alle werknemers terug op een ziekteuitkering van 60% van het (begrensd) brutoloon. Na één jaar komt men in de invaliditeit terecht. Kortom, de regering kiest voor een oplossing die de inkomenszekerheid van zieke werknemers aanzienlijk verbetert. Het is daarenboven een toonvoorbeeld van opwaartse harmonisering van de statuten arbeider-bediende. Is de regering zowaar socialistisch geworden?
Intentieproces regering
Dat was waarschijnlijk niet haar opzet. Het regeerakkoord stelt immers: “Zo worden werkgevers geresponsabiliseerd en krijgen ze de mogelijkheid om via preventieve maatregelen en aangepast werk, te vermijden dat de werknemers definitief de arbeidsmarkt verlaten en arbeidsongeschikt blijven.“ (p. 12) De strijd tegen absenteïsme en de re-integratie van zieke werknemers staat centraal. Kortom, het is duidelijk niet de bedoeling om de inkomenszekerheid van de werknemers te verbeteren. Eerder lijkt men de werkgevers aan te zetten om strijd te voeren tegen ziekteverzuim door … hen in hun portemonnee te raken.
Nederlandse ervaring
Bij onze noorderburen experimenteert men al enkele jaren met loondoorbetaling bij ziekte. In 1996 voerde men een doortastende hervorming door. Voortaan werd de werkgever verplicht om gedurende een volledig jaar het loon door te betalen bij ziekte. De Paarse regeringen-Kok zagen het ook als een centrale doelstelling om het ziekteverzuim terug te dringen en om de arbeidsongeschikten te ‘re-integreren’. Dat gaf aanleiding tot een de facto privatisering van de ziekte-uitkeringen, aangezien de werkgevers het risico herverzekerden. In 2004 ging men nog een stap verder en moest de werkgever de eerste twee jaar loon ophoesten. Parallel werd de controle op de arbeidsongeschikten opgevoerd. Het resultaat van dit alles? De arbeidsongeschiktheid en het absenteïsme daalden, maar dat kwam met een hoge prijs. Onderzoek – van onder meer het Sociaal en Cultureel Planbureau – stelde vast dat mensen met een ziektevoorgeschiedenis en oudere werknemers moeilijker aan de bak geraakten. Immers, de Nederlandse werkgevers moesten vaker hogere verzekeringspremies voor hen betalen. Deze problematiek is ondertussen doorgesijpeld naar de beleidskringen en het huidig kabinet wil de loondoorbetalingsplicht bij oudere werknemers beperken tot zes weken.
Nefast voor de oudere werknemers
Akkoord, deze regering gaat niet zover als onze noorderburen, maar het is toch een stap in die richting. Dat brengt ons bij een merkwaardige paradox. Enerzijds wil de regering iedereen langer aan de slag houden onder meer via een wettelijke pensioenleeftijd van 67 jaar en een (quasi) afschaffing van het brugpensioen. Anderzijds is het onduidelijk waar al die oudere werknemers moeten werken. En net nu opteert men voor een maatregel waarvan men weet dat ze de kansen van de ouderen op de arbeidsmarkt niet ten goede komt.
Een betere oplossing bestaat erin om een deel van de kost van de twee maanden loondoorbetaling te solidariseren, zodat werkgevers die oudere en zieke werknemers aannemen daarvoor niet gestraft worden. Er is een opvallende gelijkenis met het ontstaan van de kinderbijslagen. Oorspronkelijk betaalden de werkgevers meer aan werknemers met kinderlast. In de jaren ’30 heeft men de kindergelden ingevoerd om dat euvel te verhelpen. Laat dat een les zijn.