Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Valenschijn

Bart Leby
apache

‘Happy Valentijn’, zei Pieter. ‘Zullen we gaan?  Ik denk dat de taxi al wacht.’ Zelfs na zeventien jaar huwelijk vergat hij nooit Valentijn. Ieder jaar wist hij geschenken te bedenken die getuigden van attentie, doordachte keuze en goede smaak: deze oorbellen, die zedige lingerie, dat limited edition parfum.

Wat Pieter Roos niet vertelde was dat hij voor haar geen Valentijngeschenk meer had gekocht sinds 2002. Zoals paste voor iemand die zijn aanzienlijk inkomen haalde uit consultancy voor en PPS-contracten met de regering, had hij die taak uitbesteed – in dit geval aan zijn secretaresse Annick. Zijn ‘bureauvrouw’, zoals hij grapte, mocht dan wel tien jaar jonger zijn dan Roos, ze had wel een aangeboren zintuig voor het juiste geschenk voor haar. En eigenlijk koesterde hij met genoegen de gedachte dat Annie clandestien tussenbeide kwam in zijn huwelijksleven. Het was een geheimpje tussen hen beiden, iets een klein beetje meer dan professioneel en een klein beetje minder dan intiem.

Pieter had Roos nog nooit bedrogen met een andere vrouw. Maar hij streelde zichzelf wel met de gedachte dat huwelijk en middelbare leeftijd zijn sex appeal niet helemaal de das hadden omgedaan: die toefjes grijs boven zijn oren waren welzeker het merk van de zilvervos.

Als je er hem zou naar doorvragen, had hij graag toegegeven dat er een zekere fladderige en flirterige lading verscholen zat in zijn relatie met Annie. Ze was, vermoedde hij, een beetje weg van hem. Waarom anders sloeg ze, wanneer hij bij gelegenheid vaderlijke belangstelling vertoonde voor haar mysterieus liefdesleven, gewoon haar ogen neer met een sexy halve glimlach? En wat hem betreft, hij had het niet moeilijk om een droefgeestige blik te werpen op Annies ‘lendenen’ (Pieter voelde in het woord ‘lendenen’ een ontoerekenbare erotische huivering), wanneer ze dat potloodrokje droeg. Hij was ook maar een m(an/ens), en hij twijfelde er niet aan dat ze wist wat ze deed.

Hij vroeg zich soms af of Roos hem verdacht van een affaire met Annie. De gedachte streelde hem – hoewel, tot zijn opluchting, de twee verschrikkelijk goed met elkaar leken op te schieten. Tijdens dat dodelijk zakendiner van een paar jaar geleden, toen Annie moest aanzitten als de ‘partner’ van een andere directeur en Roos er ook lijdzaam bijzat, hadden ze onder hun beidjes vrolijk een fles wijn soldaat gemaakt, terwijl Pieter moest smoezen met die lompe account manager met whiskyadem.

Toen dan, bij deze 14 februari, Pieter een kaart op Annies bureau opmerkte, voelde hij een abstracte steek van jaloezie: was dit Mark De Graaiers handschrift? Mark met het sikje? Jezusmariajozef, droom voort, Mark.

‘Van wie is dit?’, vroeg hij. ‘Mysterieuze bewonderaar’, antwoordde ze, en liet de stilte hangen. Dan trok ze haar bureauschuif open en haalde er een platte vierkante doos uit: ‘Voor u’, zei ze.

‘Dank je, reddingsboei’, antwoordde hij. ‘En gaat dit Roos, euh, in de stemming brengen?’ Het gezicht dat Annie trok leek oprechter dan Pieter graag had gehad, maar hij was allicht iets over de lijn gegaan. Ze gaf hem het ticket. ‘Hermeissjaal’, zei hij.

‘Het is Er-mez’, corrigeerde ze hem, deed haar bureaudeur dicht en nam nog iets anders uit haar schuif: een witte envelop met zijn naam erop. Ze keek heel ernstig en hij voelde één ogenblik een duizeling.

‘Een Valentijn?’, vroeg hij. ‘Mijn opzeg’, antwoordde zij. ‘Oh’, zei hij.

Die avond, terwijl Roos haar geschenk uitpakte – de Uberauto op wacht, de gebruikelijke tafel bij Comme Chez Soi gereserveerd – nam hij haar in vertrouwen. ‘Een Valentijn met gemengde gevoelens’, zei hij. ‘Mijn bureauvrouw verlaat me. Annie heeft iemand ontmoet en wil weggaan. Ik voel me’ – hij traceerde Roos haar oor met zijn vinger – ‘een beetje bedrogen.’

Roos keek een beetje droef naar haar nieuwe schouderlap: ‘Wel, lieveling, Annie en ik…’

Op dat moment wist Pieter waar hij het handschrift op de kaart nog had gezien.