De achilleshiel voor de langeafstandstrein is natuurlijk de ‘oneerlijke concurrentie’ die uitgaat van de luchtvaartsector. Deze laatste werkt op dit moment nog nagenoeg zonder belasting op brandstof en tickets. De doorsnee prijs van een vlucht weerspiegelt vandaag totaal niet de werkelijke (ecologisch-maatschappelijke) kost ervan. Grensoverschrijdende en liefst Europese samenwerking rond een kerosinetaks en een correcte ticketbelasting kunnen deze angel er meteen uithalen.
Maar er zijn wel meer hinderpalen die een goed uitgebouwd Europees treinnetwerk tegenhouden. De meest opvallende is wel de veelheid aan veiligheidssystemen. In 2002 introduceerde de EU het European Rail Traffic Management System (ERTMS), maar de uitrol van dit ene Europese veiligheidssysteem is vandaag nog steeds aan de gang. Daarnaast loopt ook het aankopen van tickets vaak nog te ondoorzichtig, en is de reisinformatie te veel een kluwen. De verschillende treinmaatschappijen handelen te veel als eilandjes.
Milieuvriendelijk en mét beenruimte
Tegelijk leeft er ook in het geval van een correcte prijs voor een vlucht (een prijs die al minstens de uitstoot van CO₂ in rekening brengt) zeker nog een te rooskleurig beeld van vliegreizen. Deze zijn door de band genomen immers helemaal niet zo aangenaam en snel als de beeldvorming ons voorhoudt. Zo vraagt elke grote luchthaven wel om twee uur op voorhand daar te zijn, voor het inchecken en voor de veelal omslachtige veiligheidscontroles. Zo is er ook de weinig vreugdevolle luchthavenarchitectuur. Zo begint eenmaal in het vliegtuig steevast het getouwtrek om een plekje voor alle handbagage, en eenmaal gezeten begint dan het zoeken naar beenruimte… (en het is vaak maar al te voelbaar in je rugleuning dat de persoon achter je hetzelfde doet). En zo komt het vliegtuig uiteindelijk ook niet aan in de stad zelf, maar dien je nog een (vaak opvallend prijzige) rit per bus, trein of taxi te maken.
Daartegenover staat dat een langeafstandstrein gemiddeld vier vliegtuigen passagiers vervoerd, en dat mét beenruimte, met een restauratiewagen, met veel minder omslachtige controles, met véél minder CO₂-uitstoot, en met een aankomst in de stad. De trein is wel degelijk efficiënt, duurzaam en comfortabel.
Roma Termini
Het European Environment Agency (EEA) investeert vandaag nog jaarlijks zo’n 55 miljard in infrastructuur voor de auto, en zo’n 35 miljard voor de trein. Zou het in het teken van de zogenaamde modal shift (de verschuiving naar duurzame mobiliteit) geen goed idee zijn om deze verhouding stilaan om te keren? En waarom zouden inkomsten door de belasting op brandstof en tickets voor het vliegreizen niet gaan naar de uitbouw van een echt Europees treinnetwerk? Zeker wanneer je ook uitgaat van het ronduit oneerlijke belastingvoordeel waarmee de luchtvaartsector al zo lang werkt?
De afstand waarbinnen de hogesnelheidstrein vandaag qua reistijd ‘concurrentieel’ kan zijn wordt gelegd op 700 à 800 km. Die afstand zal zeker nog groter zijn met één Europees veiligheidssysteem, investeringen in infrastructuur, enkel halthouden in de grote steden, gecoördineerde ticketsystemen en handige websites. In een goed uitgebouwd Europees netwerk behoort een vlotte verbinding tussen Brussel en Rome ongetwijfeld ook tot de mogelijkheden. Wanneer je in een aangename dagreis in Roma Termini bent, wie verkiest dan niet de trein om naar de eeuwige stad te reizen? De wisselende landschappen krijg je er gratis bij.