Wat de bomen ons vertellen

Jan Walraven
Wat de bomen ons vertellen
Uit de metingen in onder andere het Aelmoeseneiebos bleek dat ruim een kwart van alle gecontroleerde bomen beschadigd was en meer dan 25% van hun bladeren of naalden miste. (© Jan Walraven (Apache))
Apache Magazine

Deze reportage verscheen eerst in Apache Magazine #4. Lees je graag op papier en waardeer je journalistiek die de tijd neemt? Vind een verkooppunt in je buurt of neem een abonnement op ons driemaandelijkse magazine. 

Vanuit het centrum van Gent is het zo’n tien kilometer fietsen naar het Aelmoeseneiebos in Gontrode. Op een woensdagochtend eind juli staat aan de ingang Geert Sioen te wachten, klaar om te vertellen wat hij en een rist andere onderzoekers zoal uitspoken in het bos van 28,5 hectare. Voor de rondleiding maken we dankbaar gebruik van een droog moment in een tot dan toe zeer natte zomer, die in grote delen van het land zorgde voor ongeziene wateroverlast met al even ongeziene schade tot gevolg.

De bomen zullen niet per se rouwig zijn om de regenval. Na enkele zeer droge zomers komt de overvloedige regen als manna uit de hemel. We brengen vandaag een bezoek aan het openluchtlaboratorium dat het bos herbergt. Een van Geerts collega's van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) komt iets voor het afgesproken uur aangereden. Tweewekelijks verzamelt hij in het bos waterstalen en hij heeft de sleutel die het toegangshek doet openzwaaien. Om vandalen geen kans te geven om de vele proefopstellingen te ontregelen, is het boslaboratorium volledig omheind. “Zo’n hek is niet mooi, maar het is wel nodig”, zegt Geert, die hier al sinds 1995 elk jaar metingen komt doen.

Geert Sioen (INBO) meet de groei van de bomen in het Aalmoeseneiebos.
Geert Sioen (INBO) meet de groei van de bomen in het Aelmoeseneiebos. (© Jan Walraven (Apache))

Eenmaal we onder het bladerdek staan, is de omheining snel vergeten. Een bos binnenwandelen heeft altijd iets sprookjesachtig, maar de verschillende proefopstellingen van het INBO en van de onderzoekers van het Forest & Nature Lab en het Laboratory of Plant Ecology van de UGent geven het bos zowaar een futuristische aanblik. Verspreid over het openluchtlabo staan, hangen of liggen her en der sensoren, buizen, bakken en kabels. De talrijke kleine open serres doen met hun TL-verlichting denken aan een experimentele kunstinstallatie. Moderne dendrometers nemen van verschillende bomen continu de maat, terwijl elders toestellen met veel buisjes en draadjes het water en de bodem peilen. De bomen onttrekken de nochtans indrukwekkende centrale meettoren enigszins aan het zicht. Deze van diverse sensoren voorziene mast, die in de buurt van Antwerpen een tweelingbroer heeft, houdt als een stalen moederboom het bos en de omstandigheden erin continu in de gaten. De UGent noemt het Aelmoeseneiebos een ‘pratend bos’. En die titel heeft het niet gestolen, want dankzij nieuwe technologie kan ook het brede publiek online volgen hoeveel water de beuken drinken of hoe warm het in het bos is. Het bos heeft iets te vertellen.

Dankzij nieuwe technologie kan ook het brede publiek online volgen hoeveel water de beuken drinken of hoe warm het in het bos is

Het bos, waarvan een groot deel al op de Ferrariskaarten van 1775 ingekleurd staat, doet al sinds 1968 dienst als openluchtlabo van de UGent. De naam van het bos verwijst naar de eeuwenlange periode waarin het eigendom was van de Gentse Sint-Baafsabdij, die het gebruikte voor de aalmoezenij. Ook toen het bos na de Franse Revolutie in handen kwam van de Gentse Commissie van Openbare Onderstand, de voorganger van het OCMW, gingen de opbrengsten uit timmer- en brandhout naar de armenzorg. Vandaag dient het levendige bos heel andere doeleinden. De Gentse vorsers bestuderen er onder meer de biodiversiteit, de sapstroom van bomen, hoeveel water ze verdampen en hoe ze groeien, maar ook de effecten van de klimaatopwarming op het bos. In twee afgebakende proefvlakken concentreren Geert Sioen en zijn collega’s van het INBO zich al jaren op de impact van luchtverontreiniging op de gezondheid van bomen. Het is ook de reden waarom we hier zijn.

Van zure regen naar stikstofvervuiling

Het onderzoek dat het INBO al sinds 1987 voert, werd oorspronkelijk ingegeven door het gevaar van wat toen ‘zure regen’ genoemd werd. Die met onder meer zwavel vervuilde regenval tastte het bladerdek van bomen aan. Over heel Europa worden sindsdien de effecten van luchtverontreiniging op bomen bestudeerd. Het onderzoek dat Geert en zijn collega’s uitvoeren, stak van wal toen hij zelf nog op de Gentse universiteitsbanken zat. “Het was Peter Roskams, mijn huidige collega, die het heeft opgestart. Het kaderde toen al in een Europees programma, ICP Forests. Alle Europese lidstaten werden verplicht om de gezondheidstoestand van de bossen op te volgen. In een algemeen meetnet met heel veel proefvlakken bestuderen we de bosvitaliteit op een eenvoudige manier, waarvoor eigenlijk alleen een verrekijker nodig is. Tegelijk is ook een tweede meetnet voor meer intensieve monitoring opgestart. Daarvoor hebben we slechts vijf proefvlakken in Vlaanderen, want het is duurder om de nodige chemische analyses te doen.” Het doel van de monitoring: de gevolgen van onder meer milieuverontreiniging en klimaatopwarming op lange termijn in kaart brengen.

Geert Sioen (INBO): ‘Het probleem van de zure regen is van de baan. Het grote probleem vandaag is de stikstofvervuiling’

In het Aelmoeseneiebos ligt zowel een proefvlak van het algemene als van het intensieve meetnet. Terwijl Geert de algemene monitoring voor zijn rekening neemt, is zijn collega Yvan De Bodt bezig met de staalname voor een van de onderdelen van de intensieve monitoring. “Yvan werkt razendsnel”, grapt Geert. “Dat komt door zijn tweewekelijkse routine.” Rond de stam van een beuk is een soort gootje geïnstalleerd waarmee het water dat langs de stam naar beneden loopt wordt opgevangen. Yvan verzamelt stalen van deze zogenoemde stamafvloei om ze te laten analyseren in het laboratorium. “Ook hiermee zijn mijn collega’s al dertig jaar bezig, zodat we trends kunnen ontwaren”, vertelt Geert. “Zo zien ze dat er veel minder zwavel in het regenwater aanwezig is, wat erop wijst dat het probleem van de zure regen van de baan is. Het grote probleem vandaag is de stikstofvervuiling.”

Yvan De Bodt (INBO) verzamelt stalen van de stamafvloei om ze te laten analyseren in het labo.
Yvan De Bodt (INBO) verzamelt stalen van de stamafvloei om ze te laten analyseren in het labo. (© Jan Walraven (Apache))

In Vlaanderen is die stikstofvervuiling hoofdzakelijk afkomstig van de industrie, het verkeer en de intensieve veeteelt. “Het probleem met stikstof is tweeledig: het werkt vermestend en verzurend”, zegt Geert. Dat dat ontregelend is voor het ecosysteem merk je aan de vegetatie die in het bos groeit, zoals bramen en andere soorten die bij meer stikstof floreren. Andere planten raken in de verdrukking.

Ook verschillende bodemorganismen lijden onder het stikstofoverschot, zoals bepaalde schimmels die in symbiotische mycorrhiza verbonden zijn met bomen. Binnen dergelijke netwerken wisselen bomen via hun wortels voedingsstoffen uit met de schimmels. “Die schimmels zijn heel positief voor de bomen doordat ze hun wortelnetwerk als het ware vergroten, waardoor de bomen beter en meer water en voeding kunnen opnemen. Maar die schimmeldraden kunnen niet goed tegen stikstof. Dat ze problemen ondervinden, heeft effect op de bomen, want die kunnen minder water en voedingsstoffen aan de bodem onttrekken. Bij droogte is dat een bijkomend probleem.”

Geert Sioen: 'Ondergronde schimmeldraden zijn heel positief voor de bomen doordat ze hun wortelnetwerk als het ware vergroten, waardoor ze beter en meer water en voeding kunnen opnemen'

Behalve afvloeiwater worden in het ‘intensieve’ proefvlak ook stalen van het bodemwater, maar eveneens bladeren verzameld om onder de loep te nemen. De boomdikte, de samenstelling van de vegetatie ... een rist aan factoren en parameters wordt op gezette tijdstippen gecontroleerd en geanalyseerd. Na deze korte introductie tot het intensievere meetnetwerk begeven we ons dieper in het bos. We banen ons een weg over omgewaaide en langs met sensoren uitgedoste bomen, op een ondergrond bezaaid met eikenzaailingen, omgeven door fanatiek zoemende en pijnlijk prikkende muggen. De vochtige weken hebben hen alvast deugd gedaan. Afwachten of de bomen eveneens gulzig het hemelwater hebben verwelkomd. Geert haalt zijn meetlint, verrekijker en klembord boven. Het is tijd om ‘zijn’ bomen te inspecteren.

Lees dit artikel in Apache Magazine

Niet in de beste gezondheid

“Ik zie quasi geen insectenvraat op de bladeren. Ook geen verkleuring, de bladeren zijn allemaal mooi groen. Die gaan er niet afvallen dit seizoen. Maar de boom is abnormaal ijl. Het is niet normaal dat enkel op de uiteinden van de takken een paar blaadjes staan en dan daaronder niks. Ik ga geen insectenschade noteren, maar wel kroonsterfte, want er zijn takken waar geen bladeren op staan.” Met de verrekijker keurt Geert een es die blijkbaar niet in de beste gezondheid verkeert. Het is een van de genummerde bomen in het proefvlak. In elk van de 75 proefvlakken in Vlaanderen controleren de onderzoekers van INBO elk jaar in juli en augustus dezelfde exemplaren. Geert en zijn collega’s onderwerpen zo elke zomer meer dan 1.400 bomen aan een visuele inspectie.

“De kroonsterfte op deze es is minstens al van vorig jaar. Mocht het jonge sterfte zijn, dan zouden we dode blaadjes zien op de takken. Nu groeit er gewoon niks meer.” Hij geeft me de verrekijker om met eigen ogen de schade vast te stellen. Voor een leek maakt een vergelijking met een gezondere naburige es de beschadiging nog duidelijker. Geert zegt het aangetaste exemplaar een score van 35% te zullen geven, wat betekent dat de boom een derde van zijn bladeren mankeert. Bomen die meer dan 25% van hun bladeren of naalden missen, catalogeert ICP Forests als beschadigd.

De oorzaak van de kroonsterfte van de es is waarschijnlijk de beruchte essenziekte, die zich vanuit Noordoost-Europa als een lopend vuurtje over het hele continent verspreidde 

De oorzaak van de kroonsterfte van de es is waarschijnlijk de beruchte essenziekte, oordeelt Geert. Deze van oorsprong Aziatische schimmel verspreidde zich vanuit Noordoost-Europa als een lopend vuurtje over het hele continent en tast overal massaal essen aan. Sinds 2014 houdt het INBO de infectie in Vlaanderen in de gaten. Intussen is van de gecontroleerde essen meer dan de helft beschadigd en is 16% helemaal afgestorven. De es in het Aelmoeseneiebos vertoont alvast een van de symptomen van de ziekte: onderaan is de schors week. Necrose aan de stamvoet, heet dat in vaktermen. Door deze en andere verzwakkingen worden de bomen kwetsbaarder voor andere schimmels die bijvoorbeeld houtrot veroorzaken.

De essenziekte dook pas vrij recent in Europa op, maar het is lang niet de enige ziekte of insectenplaag waar Europese bomen onder te lijden hebben. Zo sneuvelt bijvoorbeeld in heel Europa de ene fijnspar na de andere door toedoen van een kever, de letterzetter. Omdat in Vlaanderen minder fijnsparren groeien, valt die bomensterfte in het grotere plaatje minder op, maar onder andere in Wallonië en Duitsland is de schade enorm. Een rist factoren werkt op elkaar in en speelt de bomen parten. Zo hebben ook de door de klimaatopwarming beïnvloede weersomstandigheden een belangrijke impact. De uitermate droge zomers van de voorbije jaren zorgden er bijvoorbeeld voor dat veel fijnsparren verzwakt waren en dus ook kwetsbaarder voor insecten en ziekten. De toegenomen temperatuur betekent ook dat bepaalde nieuwe insecten beter gedijen in streken waar ze dat vroeger niet deden. Het afweermechanisme van inheemse bomen heeft in zijn arsenaal echter nog onvoldoende wapens tegen de nieuwe bedreigingen.

Traag herstel

Uit de metingen bleek vorig jaar dat ruim een kwart van alle gecontroleerde bomen beschadigd was en dus meer dan 25% van hun bladeren of naalden miste. Een jaar eerder was dat nog 22,7%. “We zagen in 2019 en 2020 zeer duidelijk de zware impact van de extreme droogte van 2018 en de daaropvolgende droge zomers”, legt Geert uit. Sinds de start van de metingen in 1987 ging het aandeel beschadigde bomen tot 2000 in stijgende lijn. Daarna vond er een daling plaats tot 2008, toen een minimum van 14,3% bomen beschadigd bleek. Sindsdien steeg het aandeel opnieuw.

Geert Sioen: ‘We zagen in 2019 en 2020 aan de bomen zeer duidelijk de zware impact van de extreme droogte van 2018 en de daaropvolgende droge zomers’

Samen met hevige stormen vormt droogte het gevaarlijkste weerextreem voor de gezondheid van bomen. De verwachting is dat dergelijk extreem weer door de klimaatopwarming steeds vaker zal voorkomen. Dat de zomer van 2021 een natte editie is, vinden de bomen in het Aelmoeseneiebos prima. Op plekken elders in Vlaanderen die wel overstroomd zijn geraakt, is dat mogelijk niet het geval. Bovendien kan een al te fel variërende grondwaterstand bepaalde bomen in de problemen brengen. “Beuken kunnen daar niet goed tegen. Als het nat is, wordt een beuk verwend en maakt hij niet te veel wortels aan, hij zoekt van nature niet al te diep. Als het extreem droog wordt, heeft hij geen wortels om dieper vocht op te nemen. En dan gaat het mis. De beuken lieten in 2018 massaal hun bladeren vallen en je ziet nu nog dode takken die niet meer zullen herstellen. Je merkt het vooral op voedselarme standplaatsen, aan bosranden en bij oude bomen in parken en dreven. De beuken middenin de koelere bossen werden minder getroffen. Sommige beuken zijn dus echt zwaar toegetakeld en die hebben zeker nog niet opnieuw hun conditie van ervoor. De eiken konden met hun diepe wortels wel beter tegen de droogte. Daar was van verkleuring of afsterven van bladeren geen sprake.” Al is daarmee niet gezegd dat de eik geen problemen heeft ondervonden de laatste jaren.

Geert Sioen: 'Bij bossterfte of bosbrand gaan bacteriën en schimmels de koolstofverbindingen in de boom afbreken. Zo krijg je een netto-uitstoot van CO2'

Behalve het bladerdek inspecteert Geert ook snel de dikte van de geselecteerde bomen in het proefvlak. Met een meetlint meet hij de omtrek en vergelijkt die met die van het jaar voordien. Op de beschadigde es na vertonen ze stuk voor stuk een gezonde groei. Dat is geruststellend, want tijdens droge periodes groeien bomen veel minder. “Ze slaan dus minder koolstof uit CO2 op. In het ergste geval sterven ze af, of ontstaat er bosbrand. Bacteriën en schimmels gaan dan de koolstofverbindingen in de boom afbreken en zo krijg je een netto-uitstoot van CO2. Als de sterfte zich beperkt tot hier en daar een boom is dat geen probleem. Maar massale boomsterfte is net als bosbrand absoluut te vermijden.”

Geert vermoedt dat we door de natte zomer dit jaar geen achteruitgang van de bosvitaliteit gaan zien, eerder een voorzichtig herstel. “Al zijn de bomen, en zeker oude bomen, niet op één jaar plots hersteld van drie jaar droogte.” De trend is de laatste jaren alleszins onmiskenbaar: het gaat steeds slechter met de bomen in de Vlaamse bossen. Die trend is niet uniek binnen Europa: ook in andere regio’s en landen doen de bosbomen het al jaren steeds minder goed. Uit het laatste rapport van ICP Forests, met de meetresultaten van 2019, blijkt wel dat het aandeel beschadigde bomen in Vlaanderen iets lager lag dan het Europese gemiddelde. Dat heeft te maken met het feit dat bepaalde soorten die hier niet voorkomen meer bladverlies vertoonden. Dat de fel belaagde fijnspar in Vlaanderen minder voorkomt, en hier dus minder van die bomen sterven, speelt ook een rol in de vergelijking.

Behalve afvloeiwater worden in het ‘intensieve’ proefvlak ook stalen van het bodemwater, maar eveneens bladeren verzameld om onder de loep te nemen
In het ‘intensieve’ proefvlak worden stalen afvloeiwater en bodemwater, maar eveneens bladeren verzameld. (© Jan Walraven (Apache))

Meer bos

De onderliggende oorzaak van de verslechterende gezondheid van de bomen in de Europese bossen is de klimaatopwarming. Bosbranden, droogte en andere bedreigingen, zoals ontbossing, waarmee bossen wereldwijd te maken krijgen, brengen niet alleen hun voortbestaan in gevaar, maar dreigen die klimaatopwarming ook verder te versterken. Bomen die afsterven of branden, veranderen van een opslagplaats van CO2 naar een bron van CO2-uitstoot. Uit een recente studie blijkt dat delen van het Amazonewoud vandaag al meer CO2 uitstoten dan opvangen. Stijgende temperaturen, minder regenval, maar ook ontbossing liggen aan de oorzaak ervan. Hoewel de resultaten van het onderzoek allesbehalve rooskleurig zijn, blijven de wetenschappers voorzichtig optimistisch: middels herbebossing kan de balans hersteld worden, al zal terugkeren naar de situatie zoals ze ervoor was wellicht onmogelijk zijn.

Geert Sioen: ‘De kans bestaat dat nakomelingen van de huidige bomen beter bestand zullen zijn tegen warmte en droogte’

Bomen hebben nog steeds een enorm potentieel als een van de belangrijkste wapens in de strijd tegen de klimaatopwarming. De massale aanplant ervan kan grote hoeveelheden CO2 terug uit de atmosfeer halen waardoor het door de mens versterkte broeikaseffect verminderd kan worden. Dat is ook een van de ambities van Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA). In mei 2020 kondigde ze de oprichting van de Bosalliantie aan, een samenwerking tussen overheden en natuurverenigingen, die als ambitieus doel heeft om 4.000 hectare extra bos te creëren tegen 2024. De minister trekt daarvoor meer dan 120 miljoen euro uit. Behalve het bevoegde Agentschap Natuur en Bos, werken ook het INBO en de Vlaamse Landmaatschappij mee om de doelstelling te behalen. De kennis van het INBO zal daarbij goed van pas komen.

Zoals het verhaal van de voor droogte gevoelige beuken leert, is diversiteit in de aanplant cruciaal. “Verschillende boomsoorten, die niet allemaal op dezelfde diepte wortelen, halen hun voedingsstoffen en water uit verschillende bodemlagen en zo helpen ze elkaar. Bovendien moeten de bomen te veel in concurrentie met elkaar als het bos te dicht begroeid is. Bomen ruimte geven in een bos is dus ook van belang.”

De diversiteit van soorten moet dus zorgen dat er minder kans is op grote sterfte binnen een bos of natuurgebied. Diversiteit nastreven betekent echter niet dat Vlaanderen beplant zal worden met exoten. Al is de blik bij de aanplant van nieuwe bossen wel op het zuiden gericht, zei minister Demir. Dat past in een beleid van klimaatadaptatie, waarmee we nu al rekening proberen houden met het warmere klimaat van de toekomst. Voor de aanplant van bossen kan dat door zaad of plantsoen te kiezen van een moederboom uit een zuidelijker - warmer en of droger - herkomstgebied, maar dan wel van een soort die in Vlaanderen al voorkomt. Die afstammelingen zouden dan beter tegen warme en droge omstandigheden bestand zijn.

“De kans bestaat dat ook de nakomelingen van de bomen die nu al in Vlaanderen staan beter bestand zullen zijn tegen warmte en droogte. Dat is survival of the fittest: van de vele zaailingen in een bos zullen de sterkste overleven. Het is sowieso goed om extra bomen te planten. Ook een jong bos slaat veel CO2 op”, zegt Geert Sioen.

Zoals de doorweekte zomer van 2021 aantoont, moeten we echter niet enkel rekening houden met extreme droogte, maar vergroot de klimaatopwarming ook de kans op andere extreme weersomstandigheden. Ook de bomen staan duidelijk voor grote uitdagingen. De signalen die ze nu al geven over het veranderende klimaat en verontreinigde milieu mogen we niet negeren. Dankzij het werk van Geert en andere toegewijde wetenschappers hebben ze alvast een luisterend oor en een waakzaam oog. Op naar het volgende proefvlak.

Wil je meer weten over het Aelmoeseneiebos en het onderzoek dat er gebeurt? Op aelmoeseneiebos.ugent.be vind je meer informatie.

LEES OOK
Wim De Jonge / 21-10-2021

Bezetting van Sterrebos groeit uit tot een tweede Lappersfort

De actievoerders in Gent haalden de mosterd in Brugge.
Het einde van de bezetting van het Sterrebos is nog niet in zicht
bvba schietspoelesjerrebekkespoelza - wouter deprez / 22-05-2017

Vlaams natuur- en bosbeleid kampt met heel veel bugs

Het debacle met de boskaart legt de dieperliggende problemen van het Vlaamse natuur- en bosbeleid bloot, betoogt Wouter Deprez.
ID/ photo agency