Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Overgewaardeerd bezit

Koen Smets
kluis
Welke waarde geven we aan onze bezittingen? (CC BY-NC-ND 2.0 Maria J Aleman (Flickr))

Vorige week verzond ik een doos met een groot aantal persoonlijke bezittingen, die ik nooit ofte nimmer zou weerzien. Enkele daarvan had ik kunnen bekijken voor ik ze klaarmaakte om opgepikt te worden door een koerier, maar voor veel andere was die kans er niet geweest. Het was een bijzonder bitterzoet moment.

Oude rommel wegdoen is iets dat nu en dan eens nodig is om te verhinderen dat ons huis uit zijn voegen barst. Per definitie zijn de spullen die we wegdoen niet langer voldoende waardevol om ze te houden. Toch zien we op rommelmarkten en op eBay dat de rommel van de ene persoon een ware schat kan zijn voor de andere.

Er zijn bijna altijd mensen die meer waarde zien dan de verkoper in de wandklok die niet meer slaat, de tinnen doos met de beeltenis van wijlen Koning Boudewijn, of een stapel tijdschriften voor de modeltrein-enthousiast uit de jaren 70. De waarde van de voorwerpen is in the eye of the beholder en verschilt tussen koper en verkoper.

Het oog van de bezitter

Maar er is een ander aspect dat beïnvloedt hoe we zaken waarderen. Een item kan bijkomende waarde verwerven enkel doordat het in ons bezit is. Als we een voorwerp te koop aanbieden is het weliswaar nog ons eigendom, maar we hebben besloten dat het weg moet. We moeten dus een afweging maken, en de neiging er een te hoge prijs voor te vragen heeft als tegengewicht ons voornemen het weg te doen.

De waarde die in het bezit zelf schuilt zien we doorgaans dus eerder in de voorwerpen die we behouden, vooral die stukken die niet langer veel direct nut hebben – in de zin dat we er al lange tijd geen gebruik meer van maken.

Als we iets bezitten, dan denken we dat het meer waard is. In een inmiddels klassieke paper uit 1990 beschreven Daniel Kahneman, Jack Knetsch en Richard Thaler een reeks experimenten met mokken, pennen en andere objecten.

Ze gaven sommige deelnemers een van deze voorwerpen, en gingen dan na (a) hoeveel zij die er geen kregen zouden bieden om het te kopen van een deelnemer die er wel mee werd bedacht, en (b) tegen welke prijs deze dan bereid zou zijn het te verkopen. Slechts weinig voorwerpen wisselden uiteindelijk van eigenaar, omdat de meeste originele eigenaars niet bereid waren het af te staan voor het bedrag dat de anderen boden. “De waarde die een individu toekent aan zulke objecten […] lijkt aanzienlijk toe te nemen zodra dat individu het object krijgt”, merkten de auteurs op.

Dat zogenaamde endowment-effect (endowment = verkregen bezit) treedt zelfs op wanneer het afstaan van een object in ruil voor geld een onmiddellijke winst oplevert. In een ietwat minder wetenschappelijk (maar desondanks illustratief) experiment bood men mensen die zopas een lot hadden gekocht tot acht keer wat ze ervoor hadden betaald. Maar liefst 78% weigerden het te verkopen, zelfs wanneer men hen erop wees dat ze met dat geld onmiddellijk meer loten konden kopen, en zo hun kans op winst verveelvoudigen.

Terug naar mijn doos met bezittingen, nu. De doos in kwestie was een digitale kabeltelevisierecorder, en de items waren de meer dan honderd programma’s die ik er de afgelopen vijf jaar mee had opgenomen.

Het toestel moest worden ingeruild als gevolg van een upgrade van mijn televisie- en internetdienst, en helaas was er geen mogelijkheid om de opnames naar het nieuwe toestel over te brengen. Erger nog, het oude apparaat zou binnen enkele dagen worden gedeactiveerd, en aangezien de inhoud van zulke digitale recorders beschermd is, zou die dus ontoegankelijk worden. Kort gezegd, ik zou hier dus meer dan honderd uur opnames verliezen die van mij waren.

Een eeuwenoud instinct in moderne tijden

Ik voelde me beroofd, met een emotionele intensiteit die me toch wat verraste. Nochtans is het niet zo verbazend dat we bijkomende waarde toekennen aan wat we bezitten: als we besluiten dat iets het waard is bij te houden, of als we inspanning deden om het te verwerven, dan moet dat wel zijn omdat het waardevol is voor ons. Bijgevolg moeten we het vrijwaren. En hoe meer we iets waarderen, hoe pijnlijker het is het te verliezen.

Maar wat had ik hier werkelijk verloren? Wist ik precies welke programma’s op die doos waren opgenomen? Sommige, ja, maar eerlijk gezegd, lang niet allemaal. (Hetzelfde geldt overigens voor andere, meer fysieke bezittingen. Een inbreker zou makkelijk bepaalde boeken of CD’s kunnen stelen uit mijn collectie, en ik zou nooit merken dat ze weg zijn.)

Kon ik dan eigenlijk wel beweren dat ik die opgenomen programma’s in mijn bezit zo erg waardeer, als ik niet eens wist dat ik ze bezat – en nooit een poging had gedaan ze te bekijken al die jaren?

En er waren nog meer tekens dat het endowment-effect de waarde van de verloren programma’s had zitten opdrijven. Er waren bijvoorbeeld verschillende programma’s bij die ik wel al had bekeken, maar die ik toch had bijgehouden - letterlijk omdat ik ze nu toch al had, en die ik zelfs toen de box volgeraakte nooit had willen wissen.

Bovendien zijn veel programma’s op aanvraag beschikbaar, waaronder heel wat die ik best zou hebben opgenomen als die kans zich had voorgedaan. Zou ik hetzelfde gevoel van verlies ervaren mochten die niet langer beschikbaar zijn, als ik voelde voor mijn eigen opnames? Helemaal niet.

Maar het duidelijkste bewijs dat ik de werkelijke waarde aan het overdrijven was, kreeg ik toen ik de oude recorder inpakte om hem terug te sturen. Ik stelde me de vraag hoeveel ik zou betalen om de programma’s te behouden die nu voorgoed verloren zouden gaan. 20 euro? Wellicht wel. 30 euro? Wellicht niet. Dat is niet echt iets om me ook maar een beetje druk over te maken.

Ik ontdekte overigens dat een relatief obscure documentaire die ik vaarwel moest zeggen beschikbaar was via Amazon Prime. Al wat ik moest doen om hem te bekijken was ingaan op Amazons meest recente aanbod voor een gratis proefmaand van deze dienst. Maar dat heb ik dus nog niet gedaan. Ik moest toegeven dat mijn aanvankelijke reactie op het verlies van mijn oude opnames toch een beetje opgeklopt was.

Ik ben al vele jaren bekend met dat endowment-effect, en toch wees de mate waarin ik erdoor werd meegesleept vorige week me erop hoe diep dat instinct wel is geworteld.

Het is natuurlijk best een goede neiging onze bezittingen te willen beschermen. Maar voor onze verre voorouders waren bezittingen duizenden jaren lang vaak letterlijk van vitaal belang, denk maar aan werktuigen, jachtwapens, voedsel, bescherming tegen de elementen.

Onze huidige bezittingen zijn vaak wat meer frivool, en op zijn best leuk om te hebben, eerder dan essentieel voor ons voortbestaan. Het is dus geen slecht idee onze eerste intense reactie op een (mogelijk) verlies in vraag te stellen, en na te gaan of het werkelijk nodig is ons er zo tegen te verzetten.

Hoeveel geld zouden we ervoor over hebben om iets te behouden, of om het te verkrijgen als we het niet al in ons bezit hadden? Het antwoord op die vragen kan veelzeggend zijn, en ons behoeden voor overreactie.

Ik ben alvast blij te kunnen melden dat ik een stevig gevoel van bevrijding heb na mijn oude digitale bezittingen vrolijk te hebben uitgewuifd. Ik voel geen spijt, en ik ben er zeker van dat ik voortaan het endowment-effect in bedwang zal houden. Tot de volgende keer, natuurlijk.

pijlpunt
Dat waren nog eens waardevolle bezittingen. (CC BY-NC 2.0 Wessex Archaeology (Flickr) )