Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Hoe opzettelijke misdrijven onopzettelijk werden in zaak-Reuzegom

Walter De Smedt
Sanda Dia
Uit de lezing van het eindoordeel door het hof van beroep is een merkwaardig verschil in opvatting met de rechtbank in eerste aanleg op te merken. (© Ine Gillis)

Het gaat vooral over het verschil in de wettelijke omschrijving van de feiten, de omzetting van opzettelijke misdrijven naar onopzettelijke, maar ook over de evocatie, het naar zich toetrekken van de hele zaak door het hof van beroep én over het gevolg daarvan voor de uiteindelijke bestraffing.

De beklaagden werden door het parket vervolgd voor onder meer opzettelijke misdrijven. Enerzijds het opzettelijk toedienen van stoffen, met name een grote hoeveelheid visolie, die de dood kunnen teweegbrengen, of die, al zijn zij niet van die aard dat zij de dood teweegbrengen, toch de gezondheid zwaar kunnen schaden. Met de omstandigheid dat die stoffen werden toegediend zonder het oogmerk om te doden, en toch de dood hebben veroorzaakt.

Anderzijds een ziekte of ongeschiktheid tot het verrichten van persoonlijke arbeid te hebben veroorzaakt door opzettelijk, maar zonder het oogmerk om te doden, stoffen, met name een grote hoeveelheid visolie, te hebben toegediend die de dood kunnen teweegbrengen, of die, al zijn zij niet van die aard dat zij de dood teweegbrengen, toch de gezondheid zwaar kunnen schaden.

Beperkte feiten

De rechtbank in Hasselt stelde zich meerdere vragen. Vooreerst werd vastgesteld dat de rechtbank enkel gevat was met de beperkte feiten die zich hadden voorgedaan in Vorselaar op 5 december 2018.

“De rechtbank heeft vastgesteld dat voor de tenlasteleggingen A, B, C en E enkel wordt vermeld ‘Te Vorselaar op 5 december 2018’, wat betekent dat slechts de feiten worden vervolgd vanaf 12 uur ‘s middags in het arrondissement Antwerpen en er niet wordt vervolgd voor de feiten te Leuven in de studentenstad waar nochtans plaatsgrepen op maandag 3 december 2018 de doopvergadering waar het draaiboek werd overlopen en de doopafspraken werden gemaakt en op dinsdag 4 december 2018 de rozenverkoop, de afzuip, de cantus en het te slapen leggen van de schachten. De feiten te Leuven op 5 december 2018 vanaf het wekken van de schachten tot het vertrek op de parking in Leuven, dit laatste feit waarnaar het openbaar ministerie nochtans verwijst in het kader van de tenlastelegging schuldig verzuim, zijnde de toestand van groot gevaar waarin Sanda Dia verkeerde op dat ogenblik zijn niet vervat in de vordering die aan de beoordeling van de rechtbank werd voorgelegd.”

De rechtbank stelde dat zij daardoor geen uitspraak kon doen over feiten waarover ze niet gevraagd werd om uitspraak te doen. “Een rechtbank kan zichzelf niet vatten. Enkel voor de tenlastelegging D werden de feiten te Leuven weerhouden.”

Voorgaande vaststelling werd niet onder de vorm van een tussenvonnis maar als een aantekening op het zittingsblad gemaakt en enkel door de voorzitter en de griffier en niet door de twee andere rechters van het college ondertekend. Als gevolg van beroep tegen die vermelding op het zittingsblad verhuisde de zaak naar het hof van beroep.

Debat over nietigheid

Voor het hof werd de vraag gesteld of het feit dat de twee andere rechters niet hadden getekend tot een nietigheid leidde. Meerdere beklaagden stelden dat er louter sprake was van een individuele vraag, een opmerking of het citeren van de wet en de gevestigde rechtspraak door één lid van de rechtbank en er tussen de procespartijen geen tegensprekelijk debat plaatsvond ter terechtzitting over het kwestieuze geschilpunt, wat impliceert dat er door de eerste rechters geen gerechtelijke uitspraak over het geschilpunt kan zijn gedaan.

Het hof oordeelde dat het wél over een uitspraak ging en vernietigde deze. Het gevolg daarvan was dat het hof verplicht was de gehele zaak naar zich toe te trekken en er over alles een eindoordeel in te vellen.

In het eindoordeel onderzocht het hof de elementen van het opzet zoals in de vordering van het parket is voorzien. “Opdat er sprake zou zijn van het opzettelijk toedienen van schadelijke stoffen moeten deze toegediend zijn met het oogmerk om de integriteit van iemand anders aan te randen”, stelde het hof enerzijds. “Het motief waarmee werd gehandeld, is daarbij niet relevant. In hoofde van de daders is een algemeen opzet vereist: zij moeten ‘wetens en willens’ hebben gehandeld.”

“In het licht hiervan is het vereist dat de daders kennis hebben van het schadelijke karakter van de stoffen”, stelde het hof anderzijds. “Het zogenaamde ‘oogmerk om te schaden’ kan dan ook niets anders zijn dan de wil om de persoonlijke integriteit van het slachtoffer aan te tasten (zonder dat men daardoor noodzakelijk het slachtoffer schade wil toebrengen), wat voortvloeit uit het wetens en willens handelen. Indien diegene die de schadelijke stoffen toedient niet op de hoogte is van het schadelijke karakter van de stoffen weet hij niet dat hij de strafbare gedraging stelt.”

Voortgaande op het laatste element, de overweging dat de verdachten niet op de hoogte waren van het schadelijke karakter van de stoffen, dus van de toegediende visolie, werden de beklaagden voor de opzettelijke misdrijven vrijgesproken.

Twee interpretaties

In deze zaak zijn twee elementen erg belangrijk. Vooreerst is er de interpretatie van de vermelding op het zittingsblad van de rechtbank in Hasselt, waardoor het hof van beroep de zaak naar zich kon trekken. Dan is er de interpretatie door dat hof waardoor de opzettelijke misdrijven als niet bewezen werden beoordeeld en er vrijspraak werd voor verleend, zodat enkel voor de onopzettelijke misdrijven werd veroordeeld wat een heel wat lagere strafmaat tot gevolg had.

De uitspraak van het hof kan op twee elementen worden betwist. Is de vermelding op het zittingsblad wel een rechterlijke uitspraak? De heromschrijving naar onopzettelijke misdrijven steunt op de overweging dat indien diegene die de schadelijke stoffen toedient niet op de hoogte is van het schadelijk karakter van de stoffen hij niet weet dat hij de strafbare gedraging stelt. Dat is een bijkomende voorwaarde aan de vereisten van het algemeen opzet dat enkel voorziet in het wetens en willens handelen.

Wisten de beklaagden niet dat het toedienen van visolie in de grote mate dat het gebeurde schadelijk is voor de gezondheid? Maakte dit geen deel uit van de andere tijdens de doop gestelde handelingen? Het hof gaf in de bespreking van de feiten een antwoord op deze vraag.

“De grote bidon van 4,5 liter was bovendien door eenieder opgemerkt. Geen van de aanwezigen stelde een handeling om een halt toe te roepen aan de overmatige toediening van de visolie. Integendeel, er waren enkel aanmoedigingen om meer visolie te drinken. Er was evenmin enig toezicht op de hoeveelheid visolie die aan elk van de schachten werd toegediend. Beklaagden hebben nagelaten maatregelen van voorzichtigheid en voorzorg te nemen die een normaal student, geplaatst in dezelfde concrete omstandigheden (studentendoop) wel had genomen.”

“Het gegeven dat de beklaagden in het verleden zelf dit doopritueel hadden ondergaan, steeds eenzelfde stramien werd gevolgd en er zich toen geen problemen hebben voorgedaan ingevolge de toediening van visolie doet geen afbreuk aan hetgeen hiervoor is gesteld. Vaststaand is dat de beklaagden allen kennis hadden van de penetrante geur van de visolie en wisten dat de toediening ervan deed kokhalzen en braken. Dit weerhield hen er evenwel niet van om toe te kijken hoe dit product vanuit een bidon van 4,5 liter in grote hoeveelheden aan de schachten werd toegediend. Meer nog, de omstaanders moedigden de schachten die de vis niet konden uitbraken aan om nog meer visolie te drinken.”

Uit voorgaande bespreking van het arrest kan twijfel ontstaan over de door het hof van beroep gegeven interpretaties, zowel over de aard en de gevolgen van de vermelding op het zittingsblad als over de heromschrijving van de misdrijven, alsook over het begrip algemeen opzet. Zowel de procureur als de burgerlijke partij oordeelden dat er sprake was van het opzettelijk toedienen van schadelijke stoffen. De rechtbank in Hasselt stelde zelfs de vraag of het niet om nog zwaardere misdrijven ging. Dat is ook wat bij de burger leeft. Het zou dus niet onnuttig zijn dit “meningsverschil” voor te leggen aan het Hof van Cassatie.

LEES OOK
Walter De Smedt / 16-06-2023

Is er sprake van klassenjustitie in de zaak-Reuzegom?

De Hoge Raad voor de Justitie stelt geen onderzoek in naar het arrest in de zaak-Sanda Dia.
protest sanda dia
Maarten Hermans / 07-06-2023

De dubbele blinddoek voor klassenjustitie

Het wantrouwen tegenover justitie is al jarenlang torenhoog en sterk gepolariseerd tussen sociale klassen.
justice sanda
Tom De Smet / 29-03-2023

Reuzegom is ook een proces door en van de pers

Was er sprake van een 'trial by media' of heeft de pers de beklaagden net een voorkeursbehandeling gegeven?
Reuzegom proces hof van beroep Antwerpen