Dit is een gastbijdrage. Een Apache-lezer levert met dit stuk een bijdrage aan het maatschappelijk debat. De auteur schrijft in eigen naam en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.

Het loon verzoet de arbeid

Koen Smets
1_StephShirley
Anderen discrimineerden, Stephanie Shirley profiteerde (Foto Lynn Hart,
1_StephShirley
Anderen discrimineerden, Stephanie Shirley profiteerde (Foto Lynn Hart, Wikimedia CC BY 4.0)

De weinig doordachte uitspraken van Raymond Moore, de (nu ex-)baas van het Indian Wells tennistoernooi, getuigden alvast van een bedenkelijke houding ten opzichte van vrouwen. Novak Djokovic wees erop dat het herentennis meer kijkers en dus meer inkomen aantrekt, en dat mannen daarom aanspraak zouden mogen maken op een hoger prijzengeld – maar nam die uitspraak kort daarop terug.

Een markt voor arbeid

Djokovic verwees impliciet naar de marktwerking in de sport. Veruit het grootste deel van het prijzengeld is inderdaad afkomstig van televisierechten, die bepaald worden door de kijkcijfers (want daarvoor betalen de adverteerders). Dat principe is weinig controversieel wat betreft sponsorgeld: een atleet – ongeacht zijn of haar geslacht – die hoog in de belangstelling staat, zal meer lucratieve sponsorcontracten kunnen afsluiten dan wie minder populair is. Het verklaart ook waarom bijvoorbeeld vrouwelijke voetballers of wielrenners geen kans maken op het soort salaris dat hun mannelijke collega’s verdienen. En daarover hoor je zelden iemand klagen. Als je gelooft dat de arbeidsmarkt – met inbegrip van die voor sportmensen – min of meer goed werkt, dan zou je er eigenlijk geen probleem mee mogen hebben (daarover ging het in deze omgeving trouwens al eens eerder).

Dat betekent echter niet dat er helemaal niets aan de hand is. Het meten van de loonkloof is niet eenvoudig, omdat mannen en vrouwen niet in dezelfde mate vertegenwoordigd zijn over het arbeidsspectrum. Maar zelfs wanneer met die complexiteit wordt rekening gehouden, blijft er een onverklaarbaar verschil bestaan. Bovendien verwijst een artikel in de New York Times eerder deze maand naar een studie die aantoont dat, naarmate er in een bepaald vak meer vrouwen verschijnen, de gemiddelde verloning afneemt. Zelfs bij Dow Jones, de uitgever van de Wall Street Journal, verdienen vrouwelijke journalisten maar 87% van wat hun mannelijke collega’s krijgen.

De markt werkt dus blijkbaar niet perfect. Daarvan zijn in de eerste plaats de vrouwen zelf het slachtoffer, maar zoals Nobelprijswinnaar Gary Becker stelde, snijdt ook wie discrimineert in eigen vlees. Wie vrouwen onderbetaalt, geeft aan meer verlichte geesten de kans dat vrouwelijke talent in te huren, en daar munt uit te slaan. Dat kan ook echt gebeuren: het verhaal van Dame Stephanie “Steve”  Shirley, is het lezen waard. Zij begon in 1962 met een startkapitaal van 6 pond (zelfs toen niet echt een fortuin) Freelance Programmers, een softwarefirma waarin onder de eerste 300 programmeurs slechts 3 mannen waren. In 2000 stelde de firma 6.000 mensen te werk en was ze 1,2 miljard pond waard.

Loon als signaal

De markt, dat zijn ook de werknemers natuurlijk. Ook al vertoont de arbeidsmarkt kenmerken van monopsonie (dat is de situatie waarbij de koper de macht heeft, een soort omgekeerd monopolie), toch beïnvloeden werknemers, net als werkgevers, de prijzen op de arbeidsmarkt.

Daarin speelt perceptie van iemands loon, relatief ten opzichte van andere lonen, een belangrijke rol. Net als de prijs van een goed, vervult het salaris een signaalfunctie. Een hogere prijs impliceert een meer kwalitatief product, en een hoger inkomen correleert men met betere prestaties. Dat is een principe dat behoorlijk werkt, wanneer je goederen of jobs die vergelijkbaar zijn, naast elkaar legt – je kunt je zonder veel moeite iets voorstellen bij het verschil tussen twee pakken koekjes of twee mecaniciens. Maar is een fles wijn van 45 euro beter dan een taart van 10 euro? Hoe bepaal je dat?

Diezelfde moeilijkheid treedt op wanneer je de prestaties van een financieel directeur wil vergelijken met die van een onderwijzer. Het heeft niet zoveel zin te bepalen of een fles wijn tegen de correcte prijs wordt aangeboden aan de hand van de prijs van een taart. Dat geldt ook voor het loon van de CFO in vergelijking met dat van de schooljuffrouw.

De emotie die verbonden is met ons eigen inkomen, heeft daaraan nochtans weinig boodschap. Niemand denkt dat hij of zij teveel verdient – vaak integendeel. Wie minder verdient dan wijzelf, tja, die werkt wellicht minder hard, of die is minder competent; en wie een stuk meer verdient, die is hoogstwaarschijnlijk flink overbetaald.

Input > output

Maar hoe bepalen we wat een billijke verloning is? Je kunt bijvoorbeeld kijken naar de input: hoe hard, en in het bijzonder, hoe lang er gewerkt wordt voor het inkomen. Dat heeft niet altijd even veel zin. Als je een topinkomen van 1 miljoen per jaar reduceert tot een uurloon, zelfs wanneer je erkent dat hoogverdieners typisch meer dan 36 uur per week werken, kom je uit op iets als 400 euro. Dat lijkt absurd hoog in vergelijking met het uurloon van iemand die schoonmaakt of aan de kassa zit, maar die absurditeit zit vooral in het feit dat de arbeid van dergelijke jobs natuurlijk niet in uren wordt gemeten, maar in de output, de resultaten die ze leveren.

2_locksmith
“Ziezo, open! Dat is dan 100 dollar, aub” (Foto: Jason Scheide/Flickr CC)

Ook bij meer bescheiden inkomens zie je echter tot welke vreemde conclusies die input redenering leidt. Dan Ariely vertelt het verhaal van een slotenmaker die meer verdiende als leerjongen dan als ervaren vakman. Als beginner kostte het hem flink wat tijd om een slot te kraken, omdat hij eigenlijk geen idee had wat hij aan het doen was (soms kraakte hij het slot zelfs letterlijk, en moest de klant zelfs voor een nieuw slot betalen). Desondanks kreeg hij geen klachten – integendeel, hij kreeg vaak een flinke fooi. Nu hij sloten meestal zonder enig probleem in hooguit tien minuten open krijgt, blijven de fooien achterwege en mopperen zijn klanten over zijn hoge facturen, of liever over zijn hoge uurloon.

Er spelen dus twee facetten: het eerste verwijst naar de gepercipieerde waarde, en het tweede naar het gebrachte offer. Het is veelzeggend dat we typisch meer belang hechten aan het tweede facet dan aan het eerste: meer moeite of meer inspanning betekent meer geld.

Boter bij de vis

Dat komt sterk naar voren in een onderzoek van Peter Ubel en David Comerford (respectievelijk van de universiteiten van Duke en Stirling) naar de manier waarop dat concept van inspanning inwerkt op de keuze van jobs en de verwachte verloning. In een eerste experiment werd aan 144 studenten een hypothetische studentenjob voorgesteld tijdens een twee weken lang durend cultuurfestival. Er waren twee vacatures:

  • begeleider (taken: ‘publiceren van optredens, begeleiden van performers naar hun locatie, schoonmaken na de optredens’)
  • monitor (enige taak: ‘een veiligheidsagent te alarmeren in het onwaarschijnlijke geval dat dit nodig zou zijn’)

Aan een deel van de studenten werd gevraagd welke job de voorkeur zou hebben, als ze er evenveel mee zouden verdienen, aan een ander deel werd gevraagd wat het minimumloon was waarvoor ze de job van begeleider zouden aannemen, als het loon voor een monitor €1.000 was. In de eerste groep verkozen 82% van de deelnemers de job van begeleider (interessanter, ook al vergt hij meer inspanning), maar in de tweede groep zou 36% die baan enkel kiezen als ze ook meer betaald werd.

3_UbelComerford
Bron: Effort Aversion: Job choice and compensation decisions overweight effort, Comerford & Ubel 2013

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In het tweede onderzoek namen 67 studenten deel aan een korte film. Zij konden kiezen tussen een rol van 'werker' (en een woordpuzzel oplossen gedurende 5 minuten) en de rol van 'toeschouwer' (gewoon stilzitten en helemaal niets doen). Ook hier vond een meerderheid (66%) de actieve rol aangenamer, maar wanneer werd aangegeven dat beide rollen dezelfde vergoeding zouden krijgen (een Amazon-bon van $2,50), was slechts 18% hiervan (12% van het totaal) ook bereid echt die rol te spelen.

De onderzoekers concluderen dat, wanneer een betaling wordt ingevoerd, de hoeveelheid inspanning die moet worden gecompenseerd plotseling gaat overwegen. Ze noemen dit effort aversion, of afkeer van inspanning.

Wat betekent dit in de praktijk? Eerst en vooral, dat intrinsieke motivatie in het kiezen voor een baan niet zo’n belangrijke rol speelt. We zijn eigenlijk luiwammesen, en als er inspanning moet worden geleverd, of als er offers moeten worden gebracht, dan willen we boter bij de vis, ook al is de baan zelf best interessant. Een gevolg hiervan is dat er wellicht nogal wat mensen in relatief saaie jobs blijven hangen, en dat is natuurlijk jammer.

Maar het betekent ook dat banen die meer betekenisvol zijn en een positieve bijdrage leveren, niet alleen voor onszelf, maar ook voor anderen, afgewezen worden. En dat is een gemiste kans voor ons allemaal.

4_moer
“Voor 58 euro vertel ik om welke moer het gaat” (Foto: Malcolm Surgenor/Flickr CC)

Misschien moeten we erkennen dat waarde niet alleen schuilt in geleverde inspanningen of gebrachte offers, maar ook in intrinsieke baten, en in de geleverde resultaten. Dat wordt mooi geïllustreerd in deze versie van een anekdote die al decennia lang in vele varianten circuleert.

Een automobilist staat met pech aan de kant van de weg. De mecanicien komt eraan, opent de motorkap, inspecteert een en ander gedurende enkele minuten, haalt een sleutel tevoorschijn en spant een moer aan. De auto start en loopt weer prima. De automobilist verslikt zich echter in de rekening, die 60 euro bedraagt en hij eist een gedetailleerd factuur. Daarop staat te lezen:

Moer aanspannen: 2 euro Weten welke moer: 58 euro

LEES OOK
Koen Smets / 15-10-2021

390 belangrijke futiliteiten

Soms lijken uitermate futiele zaken ons gedrag sterk te beïnvloeden. Is dat ook zo?
Pitday
Koen Smets / 12-04-2019

Tijd is (niet helemaal) geld

Het verband tussen de twee schaarse hulpbronnen die ons leven domineren is complexer dan op het eerste zicht lijkt.
timeismoney
Peter Casteels / 20-08-2014

'Economie is een wiskundige vorm van sociologie'

Tom Potoms - de laatste in onze reeks van jonge economen - vindt dat zijn wetenschap ambitieus moet zijn. Om dat waar te maken, onderneemt hij zelf een poging om liefde in een…
TomPotoms